Al ware het uithangbord van dit hoek-huis minder spreekend; het zou echter aan den poeseligen
welftand van de Huis-vrouw, aan het levendig coloriet op heure wangen en aan heur vrolijk en eenigzints
heldhaftig uitzien, ligt te raaden zijn. dat ’er wyn bij haar te koop ftaat. Zij verkoopt in de daad wijnen
en liqueuren in het klein. Aan heuren losjes opgehaaiden fchortel - doek en heure ontblooten armen,
merkt men dat zij midden in de bezigheden van heure nering geftoord is geworden.
De zwarte man, die deze Priesteres van Bacchus aanfpreekt, al is hij zelf de dienaar van twee voornaa-
me Godheden, is echter letterlijk geen priester, gelijk kwalijk onderrichte vreemdelingen veelal zouden
kunnen gelooven. ’ t Is eene foort van pedel, onder den naam van Aanfpreeker, en bedienaar tevens van
de godinne Lucina en van den helfchen God; o f, om eigenlyk te fpreeken, het is een man, die, uit naam
des geenen die hem daar voor betaalt, beurtelings de geboorte van een kind o f den dood vaii eenen
bloedverwant bekend maakt. De Aanspreeker is hier als een sterfgeval aankondigend verbeeld. Wanneer
het integendeel op eene geboorte aankomt, dan legt hy den rouwband en den mantel a f ; de bef maakt
plaats voor eene witte das, welker beide enden tot onder de borst nederhangen; en dan behoudt hij van zijn
ik niets meer als den zwarten rok, de veel omvattende paruik, het zonderling fatzoen van den hoed, en
den onveranderlijken toon van eene minder treurig dan belachlijk uitgalmende ftem. Gemelde Aanfpreekers
woonen ook, in kleiner o f grooter getal, naar maate van de waardigheid des overledenen, en den goeden
wil der overgebleevenen, de begraafnis- plegtigheden bij; zij treden deftig aan ’t hoofd der uitvaart, regelen
den togt en befchikken de geheele lijkftatie.
N°. III.
L ’Enseigne delà maison, dont on voit ici le coin, pourrait être moins parlante: on n’en devinerait pas
moins à l’embonpoint de la dame du logis, au v if coloris de ses joues et à son air gaîment martial,
qu’on vend du vin chez elle. En effet c’est une marchande de vins et de liqueurs en détail. Son
tablier négligemment rattaché à la ceinture, ainsi que ses bras nuds, font voir que celui qui lui parle l’a
interrompue au milieu des occupations de son état.
L’homme noir, qui adresfe la parole à la prêtresse de Bacchus, quoique ministre de deux grandes divinités,
n’ est pourtant pas à la lettre un prêtre, comme pourraient le croire des étrangers mal instruits: c’ est une
espèce de bedeau, serviteur de la déesse Lutine et du Dieu des enfers; ou, pour parler sans figure, c’est
linj homme, qui tour-à-tour annonce, de la part de celui qui le paye, la naissance d’un enfant ou la mort
d’un proche parent. Il est représenté ic i, annonçant le décès de quelqu’ un. Quand il s’agit de naissance,
il dépose son crêpe noir et son manteau, le rabat fait place à une cravatte blanche, dont les bouts descendent
jusques au dessous de la poitrine; et il ne conserve de son être, que l’habit noir, la vaste perruque,
la façon singuliere du chapeau, et] l’invariable ton de voix , moins lugubre que ridiculement déelama-
teur. Ces bedeaux, en plus au moins grand nombre, suivant la qualité du mort ou la bonne volonté des
vivants, assistent aussi aux funérailles; ils précèdent le convoi, en règlent la marche et tout le cérémonial.