Tegen over Mouikkendam , in het voormalige Noord-Holland , ligt liet kleine eiland Marken in de
Zuiderzee. Dit eilandje, weleer in het Westvriesche v a s te - lan d , en onder de eigendommen van het
klooster Mariengaart begrepen, werd in de 13 ^ eeuw door eene storm afgescheurd. Zedert dat tijdstip,
hebben deszelfs Inwooners niets aan hunne Klederdragt veranderd; gelijk de Schoklanders, zij blijven aan
hunne voorvaderlijke gebruiken standvastig gehegt. De Inwooners zijn alle Visschers. Des zomers, varen
zij met groote buizen naar de Noordzee ter haringvangst; terwijl de kleinere schepen tot garnalen —
paling— en botvangst in de Zuiderzee gebruikt worden. Des winters, zijn zij bezig met haring in de
Zuiderzee te vangen, die in de rook opgehangen, en onder den naam van Bokking geheten wordt.
Op PI. XIX staan twee Inwooneressen van Marken afgebeeld. Eene getrouwde en eenigzints bejaarde
Vrouw , vertoont zich in heure dagelijksche kleding. De andere, welke de Kunstenaar goedgevonden heeft
óm eene Bruid te noemen, schittert met al den glans van de veelverwige Kleding van de 13de eeuw.
Ileur Kap van fijn linnen ( b i j haar Ronde K(tf genoemd) en die niet onaardig naar eenen bisschoplijken
Mijter gelijkt , is van boven, met een rood zijden Lint omboord ; de beneden omtrek bestaat in twee
linten , waarvan het eene ro od, en het andere zwart i s , en omvat het voorhoofd als een Diadeem.
Deze wonderlijke Kap is overtrokken met een fijn en doorschijnend Gaas, voorzien van een geborduurde
Kant, die op de zwarte en roode Linten ligt. De hairen (d e z e Vrouwen zijn gewoon dezelve met zeep
en een zeker loog te wasschen) hangen in losse krullen buiten de Kap. De Bruid draagt, vooreerst,
een Hembdje van fijn linnen , met een zwart geborduurden Boord om den hals gesloten. De Mouwen
van dit Hembdje , tusschen de schouders en de ellebogen-zigtbaar, sluiten op den beneden-arm met een
dergelijk geborduurden Boord. Op het hembdje volgt een roode Borstlap , die den borst en den boezem
bedekt en om den hals vastgemaakt wordt. Over dezen rooden Lap draagt zij eenen mede schar-
lakenrooden Borstrok , boven met een breede gouden Sloot , en om het middel van het lijf met een
geel Lint vastgemaakt. Over dezen rooden borstrok , welke met linten van verscheidene kleuren omboord
en vercierd is , draagt zij eindelijk een bruin geel Rompje, dat over de schouders g a a t , en in
de zijden met baleinen stevig gemaakt is, Heure Kleding is niet alleen van vo oren , maar ook van
achteren met bloemen vercierd , namelijk zeven Rozen voor de huwbare, en v ijf voor de niet huwbare
Dochters. Om den h a ls , draagt de jonge Dochter een ligt doekje, losjes geknoopt en met afhangende
Kwastjes aan de punten. De bruine Mouwen, die een gedeelte van de armen dekken, z ijn , gelijk men
z ie t , geheel door kleur en gedaante van de overige kleeding afgescheiden. Buiten d i t , is het merkwaardigste
het Voorschoot, dat op de breedte in groote — en op de hoogte in zeer fijne plooijen ge-
plooid is.
De tweede, hier afgebeelde Vrouw heeft, in hetir Tooisel, niets meer aanmerkelijks, dat biet door het
penseel, op PI. X IX , ten duidelijksten vertoond wordt; behalve dat ’ er op heure M u ts , van achteren, in
*t zwart geborduurd zijn de voorste letters van heuren Mans naam. O f dit eene voorzorg , dan wel
een overblijfzel is van de barbaarsheid in oude tijden , toen men zijne Vrouw gelijk zijn Vee merkte,
weeten wij niet.