a E T A I - I -P E R T J A .
Het schijnt echter, dat geen van deze beide heeren proeven
met het materiaal declen en dat er geeiierlei practisch resultaat
is gevolgd op liet onderwerpen der monsters aan het oordeel
van de Asiatic Society.
Gehtkkig was dit wèl het geval met de aan de Society o f Arts
gezondene monsters.
In de vergadering van 30 November 1843 .Joint
Committee of Chemistry, Colonies and Trade” in behandeling
de monsters, genaamd „getah-pertja” van Singapore, aan de
Society gezonden door I)r. Montgomerie, en op tie volgende
vergadering van het comité, gehouden op 23 Januari 1845,
onder voorzitterschap van Professor E. Solly, is genotuleerd, dat
deze zelfst.andigheid een zeer nuttig artikel geoordeeld werd, en
met groot voordeel gebruikt zou kunnen worden bij verschei-
dene takken van kunst en nijverlieid liier te lande. ')
Op de gewone wekelijksche vergadering van 19 Maart 1S45
beschreef de secretaris, Mr. Francis Whislaw, de monsters en
toonde een door hem gemaakt stuk buis en een draaibank-
drijfriem van getah-pertja. welke later werden teiuoongesteld op
de Tentoonstelling van 1S51 hij bekleedde 00k de flesch,
welke oorspronkelijk het „melkachtigesap” inhield, met getah-pertja,
in heet water geweckt, en vervaardigde uit deze stof eenige goede
afdrukken van médaillés.
Op deze vergadering geraakte Mr. Christopher Nickels voor
het eerst bekend met de getah-pertja en hij werd zoo overtuigd
van hare kostbare eigenschappen, dat hij de firma Wilkinson and
Jewesbury, welke zaken deed met Singapore, overhaalcle eene
kleine hoeveelheid in te voeren voor proefnemingen *).
Op dezelfde vergadering werd ook .Mr. (later Sir) IVilliam
Siemens met het nieuwe materiaal bekend en hij verkreeg een
monster, dat hij naar zijn breeder Werner in Berlijn zond, om
na te gaan, o f het wellicht geschikt was voor het isoleeren van
telegraafdraden. Dit is dus de proefneming, die zulke bijzonder
groote gevolgen heeft gehad *).
Daar de Society- of .-Vrts aldus spoedig het groote practische
belang v.m Dr. Montgomerie’s ontdekking had erkend, was het
niet te verwonderen. dat zij hem reeds op z Juni 1845 haar
gouden médaillé vereerde. Deze daad van de Society is streng
gecritiseerd ; het werd gelaakt, dat Montgomerie beloond en
D’Almeida werd voorbijgegaan \ omdat diens aandeel in de
weder-ontdekking van de getah-pertja werd geacht even groot te
zijn. Maar niet alleen, dat laatstgenoemde heer zijne monsters
zond aan een andere vereeniging, hij was ook bij zijn mededinger
ten achteren, wat de tijd aangaat, voor zooverre Dr. Montgomerie
reeds zijne monsters getah-pertja «) had ondenvorpen aan het
oordeel van de Bengal Medical Board, alvorens ze naar Londen
te zenden, Deze monsters waren vergezeld van een brief,
gedateerd i Maart t843, "'elke zonder eenigen twijfel uitwijst,
dat Montgomerie toen reeds persoonlijk bekend was met de
voornaamste eigenschappen van het nieuwe materiaal en overtuigd
was van zijne geschiktheid voor heelkundige Instrumenten,
en de meerdere voortreffelijkheid voor dat doel in tropische
klimaten boven caoutchouc.
Deze brief, benevens eenige monsters, werd ter publicatie
gezonden aan de Agricultural and Horticultural Society o f India
door Dr. Fred. Mouat •). Gouvernements-scheikundige te Calcutta.
Het is de eerste gedrukte mededeeling betreffende getah-pertja,
na de min o f meer apocrieve vermelding in den catalogus van
Tradescant.
De monsters, aan het oordeel van de Society of Arts onderworpen,
waren eveneens vergezeld van een memorie van Dr. Montgomerie,
waarin hij soortgelijke opmerkingen maakte *) en z6 October 1846
schreef hij aan den uitgever van het Mechanic's Magazine
meer volledig over de historié van het onderwerp.
Hij deelt mede, dat hij in 1822 voor het eerst kennis maakte
met getah-pertja, toen hij werkzaara was als assistent-chirurgijn
te Singapore, maar dat hij het uit het oog verloor tot dat hij
') Cit het Minute Book 0/ the Society.
>) Offic. Calai. Great Exhib. l8st. Class 10, No. 419, deel I. pag. 455.*
*) II. W. Jewesbury. „A short history of the Introduction of gutta percha
into Europe” . I.onden 1883, pag. 9.*
*) C. W. yiemeos. Journal of the Society o f Telegraph Engineers, 1876.
deel 5, pag. 82*. Dr. Siemens dacht, dat het ilontgomerie was, die hem op
de Society of Arts het monster gal. doch het was Waarblijkelijk Mr. Gouger
of de secretaris Mr. Whishaw, daar er in de notulen geen melding gemaakt
wordt vail de aanwezigheid van Dr. -Montgomerie,
‘ ) Thos. Oxley, Journ. Ind. Arckip. 1847, deel i, pag. 22*; A.A.Lacker-
steen, Mech. Mag., 1847, deel 46, pag. 474 G Don José D'Almeida jiin,
Joum. Soc. Arts. vol. 7, p. 20.*
*1 Eenige van deze monsters weiden gezonden naar de tentoonstelling
in 1851, door Col. Bonner van het East India House, Offie. Calat. voi 2,
pag. 876. »
1) Dr. Fred. John Mouat overleed te Londen in Januari van dit jaar in
den hoogenleellijd van 81 jaar, .Journal See. Arts 1897 deel 45, pag. 159*. 734’ .
S) Minute Book van de Society, 30 November 1843.
*) Mech. Mag. 1846, deel 45, pag, 412,■
in 1842 in handen van een Maleischen boschbewoner
(kajimes) zag, waar\’an de steel uit eene zelfstandigheid be-
stoiul, welke hem nieuw toesclieen. Zijne nieuwsgierigheid werd
nog meer opgewekt, toen hij vernam, dat hct materiaal de
merkwaardige eigenschap bezat in kokend water week en kneed-
baar als klei te worden. Hij stelde zicli in liet bezit van het
voorwerp eu verzocht den Maleier, hem zooveel als maar eenigszins
mogelijk was van deze stof te verschaffen.
Dr. Montgomerie’s mededeeling aan het Mechanic's Magazine
werd gevolgd door eene degelijke bijdrage van de hand van zijn
opvolger. Dr. Thomas üxley, in het eerste nuramer van het
Journal o f the Indian Archipelago and Eastern Asia, in Juli
1847 versehenen. ')
In dit artikel geeft Dr, Oxley eene interessante algemeene
beschrijving van den getah-pertja-boom, zijne bladeren, bloemen
enz. (de vrucht had hij nog niet gezien en beschrijft de wijze,
waarop de getah-pertja uit dien boom wordt verkregen. Ook hij
beveelt het gebruik van deze zelfstandigheid aan voor chirurgische
Utensilien, zooais banden, spalken, spuiten, biiisjes voor vaccine-
lymphe enz.
De belangstelling, door de Society in deze zaak bctoond, was
geenszins geëindigd met de belooning van hem, die hei materiaal
voor het eerst bij haar introdiiceerde, en wij vinden, dat in
October 1854 eene premie werd beschikbaar gesteld voor het
ontdekken en het aan de Society overleggen van eene nieuwe
zelfstandigheid, welke met succès zou kunnen worden gebruikt
in de pla.ats van getah-pertja *). In November 1863 word de
médaillé der Society opnieuw aangeboden voor eene zelfstandigheid
of samenstelling, welke als surrogaat kon worden gebruikt
voor India rubber o f getah-pertja *).
Op 24 Februar! 1858 benoemde het bestuur der Society een
comité tot het instellen van eene reeks proeven met getah-pertja
en tot het van tijd tot tijd verslag iiitbrengen over zoodanige
waarnemingen, als de aard en oorzaak van het bederf dezer stof
ophelderden, de verschillende soorten van dit materiaal, de
wijze van ontdekking van vervalschingen, of andere zaken, welke
voor den fabrikant of voor den vcrbniiker van belang waren “).
Het is belangrijk te verneraen, dat in dic vroege période
reeds treurige ondervindingen met getah-pertja moeten zijn op-
gedaan, daar bijna de helft van hct aantal vragen betrekking
had op de waardevermindering van deze zelfstandigheid en hare
vermoedelijke oorzaken.
Ik zal nu een en ander mededeelen over de algemeene
eigenschappen van getah-pertja in den toestand, waarin men deze
stof ontvangc van de Inlandsche verzamelaars.
Men houde in het oog, dat deze beschrijving alleen betrekking
heeft op het thans in den handel verkrijgbare materiaal van de
beste qualiteit, hetwelk in de praktijk kan worden gelijkgesteld
met dat der eerste invoering van getah-pertja een 50 jaar geleden.
.Algemeene eigensch.appen en verschil met caoutchouc.
Verreweg de meest in ’t oog vallende eigenschap van getah-
pertja en de eenige, welke haar direct onderscheidt van caoutchouc,
waarraede het dagelijks wordt verward, is ongetwijfeld die, welke
reeds vermeld is door Tradescant en eveneens door D’Almeida
en Montgomerie, namelijk : getah-pertja wordt week en kneedbaar
bij indompeling in heet water, en behoudt, bij afkoeling, elken
gegevenen vorm, waarna zij hard wordt en niet broos, zooais
andere gomsoorten.
Caoutchouc daarentegen, wordt niet week in heet water en
behoudt bijna onverminderd hare oor.spronkelijke elasticiteit en
sterkte, Evenwel moet ik opraerken, dat het water, als zoodanig,
geen weekmakende werking op het materiaal uitoefent, doch deze
alleen het gevolg is van de temperatuur, en evengoed kan worden
verkregen door heete lucht, slechts lets langzamer.
De juiste temperatuur waarbij getah-pertja week wordt hangt
af van de hoedanigheid van het materiaal, maar zelfs de hardstc
soorten worden kneedbaar bij 150® F. {(içflf C.).
Wanneer getah-pertja wordt vcrwarmd in lucht, aanmerkelijk
boven het kookpunt van water verhit, ontleeclt zij en ontvlamt
eindelijk, brand met een lichtgevende en walmende vlam, die
een eigenaardige scherpe lucht verspreid, die aan brandende
caoutchouc doet denken.
Indien de verhitting plaats vindt bij afwezigheid van lucht
(in een retort bijvoorbeeld), worden gasvormige en vloeibare
I) journ. Ind. Arehip. 1847, deel I. pag. 22.*
=) Op bU. 23 toe. eii. komt de volßcade opmerkiog voor: „liet is biiilen-
gewoon moeilijk exemplaren le verkrijgen, lictzij van de liloemea, lielzij van
de vrucht van deze boomen eu dit is waarscliijnlijk dc reden, dat zij niet
eerder onderzocht en besclireven zijn door een van dc vele plantluindigea,
die deze streken liebbca bezocht.” Ik kan er aan toevoegen, dal ik dergelijke
moeilijkheid heb ondervondea om mij bloeiende en vriichtdrngende exemplaren
te verschallen. [IÙ, Ü.J
ä) Journ. Soc. Arts, 1854, deel 2, suppl. pag, tv,»
T) Journ. Soc. Arts, 18Ö3, deel 12, pag. 13.*
«) Journ. See. Arts. 1858, deel 6, pag. 334.*
prodiicten verkregen, gelijk aan die bij destructieve destillatie
van caoutchouc i), welke reeds lang geleden, in 1835,
Professor Hiraly ®), zwager van Sir William Siemens, werden
onderzocht.
l)e olieachtigc vloeistoffen door destillatie verkregen, bestaan
hoofdzakelijk uit koolwaterstoffen van de terpeen-reeks, welke
een uitstekend oplosmiddel voor caoutchouc vormen.
De twee belangrijkstc bestanddeelen zijn isopreen (CjHgjjheb-
bende een soorteiijk gewicht van 0.682 en een kookpunt van 37« C,
en caoutchine *) (Cjo H^), soorteiijk gewicht 0,842 en kookpunt
1710 C.
De identiteit van isopreen en caoutchine van getah-pertja
met die van caoutchouc, werd aangetoond door Mr. Greville
Williams ‘) in i860.
Isopreen is een zeer merkwaardige verbinding.
Het gelukte Dr. Tilden het weder om te zetten in caoutchouc,
door behandeling met sterk zoutzuur en hij bemerkte later, dat
deze polymerisatie spontaan kon plaats vinden in tegenwoordigheid
van azijnzunr of mierenziiur “).
Wij hebben derhalve hier een product, dat, daar het ook uit
andere bronnen kan worden verkregen, in de toekorast het
uitgangspunt kan vormen bij de synthetische productie van
caoutchouc en getali uit lagere terpenen.
Juist onlangs hebben twee Russische scheikundigen “) de
samenstelling opgehelderd van isopreen en vonden, dat vier van
de vijf koolstof-atomen dubbel aan elkaar gebenden zijn i) en
dat het is asymmelrisch methyldivinyl, hebbende tot formule;
CHj = C (CHs) — CH = CHj.
Wij zullen nu de v e r h o u d in g nagaan van getah-pertja ten
aanzien van zuren en van verschillende andere vloeistoffen.
Het moet worden opgemerkt, dat de verdunde minerale zuren,
salpeterzuur, zwavelzuur en zoutzuur (r deel zuur en 20 deelen
water), geenerlei uitwerking hebben, terwijl geconcentreerd salpeterzuur
en zwavelzuur het materiaal sterk aantasten, het eerste door
volledige oxydeering, het andere door verkooling. Daarentegen
' toonen sterk zoutzuur en azijnzuur en sterke alkalien, (gelijk
ammonia liquida van een soorteiijk gewicht van 0.880, en bijtende
potasch van een soorteiijk gewicht van 1.28), geen waarneembare
werking. 1
Verder moet worden aangestipt dat aether, alkohol, aceton, !
petroleuraaether, terpentijnolie en benzol eene meer of minder '
oplossende werking op getah-pertja uitoefenen, hoofdzakelijk
liarsachtige zelfstandigheden e.xtraheerende, terwijl zwavelkoolstof,
chloroform en koolstoftetrachloride het geheel oplossen, alleen
de houtachtige en minerale onreinheden achterlatende, welke
gedeeltelijk drijven en gedeeltelijk naar den bodem zinken.
Botanische Afstamming,
Laat mij nu iets zeggen over de plantkundige herkomst van
de getah-pertja. In zijne eerste mededeeling aan de Bengal ;
Medical Board in Maart 1843, bericht Dr. Montgomerie, dat de :
monsters, welke hij bij zijn brief deed toekomen, het product
waren van een grooten woudboom, inheemsch op Singapore, maar
daar hij verhinderd was ora naar de groeiplaats zelve te gaan,
zag hij den boom niet.
Hij loofde eene belooning uit voor exemplaren van bloem en
vrucht, doch slaagde er, naar het schijnt, niet in, deze te verkrijgen.
In 1S44 zond de heer Edward White, een geestelijke
te Singapore, een gedroogden tak naar den uitstekenden botanicus
Dr. William Griffith s) van de Madras Medical Service.
') J. G. Hcott. Journ. Agric. //prf/r. Är. «//»(/. 1S44, deel 3, pig 147.*
S) F. C, llimly- „De c.-ioulcliouk ejiisque destillationis Siccac productis
et ex his de c.aoutcliiuo uovo corpore ex hydrogenìo et caiboneo composito”.
Gottiiigac, 1835.*
1) J. \V. Hiiihl, „UntersuCluingen «ber die Teqicne u. deren Abkömmlinge”.
(Caoutcbiue kan vau Isopreen worden verkregen doorpolymerisaiie.)
Chunische Berichte, iSSS, deel 21, j>ag. 132.*
') C. Grevillc Williams. ,,0 n Isoprene nud Caoutchine” , Eroe. Boy. Soc.
i860, deel IO, pog. 516.*
“) W, A. Tilden, „Ilydrocarhous of thè formula (Cj Il,)n'’ Chcrn. A'ews,
1S82, voi. 46, p.ag. 120« en 1892, deel 65, pag. 2Ö5. Zìe ook G. Houch.irdal,
Cemftcs Bendus, 1875, deci 80. pag. 1446 1S79, deci 89, pag-361* cn 1117.»
«) Wl, Ipaliet en N. AViuorf. „Zur Constitution von Isopren.” Journ.
Bract, ehem., 1S97, deel 55, pag. i eu 4,*
?) Dit was reeds gecoustateerd door Dr. J. H, Gladstone als een gevolg
van de optische genardheid. Jonrn. Cium. Soe., 1S86, deel 49, pag. 609,*
«) Calcutta Journal of Natural History. (Botanic), 1845, deel 5, pag. ti6*.
William GrifTuli, F. !.. S., was Directeur van den ^Botanischen uiin en
Piolessor aan het „Medical College” van Calcutta.
lUj wert! geboren te Ham Common, Surrey, in Maart iSlO en overleed
op Malaka, 9 Febtunti 1845,
Griffith was een iiuicin vriend van Dr. Theodore Edward Cantor, van de
Bengal Medical Service, wieiis edclinocdig legaat de Society of Arts in stmt
steh tot het liouden der jaarlijksche reeks I'an lezingen die 2Ìjn naam dragen.
GrilTilh beschreef zijne botanische verzamcling, iiil Indie medegebraclit, m
deel 21 van de AAatic Researches. Ilet is opmerkelijk, dat bijna allen die
deel hebben aan de vroegste geschiedenis der getah-pertjn, Dr.«. Montgomerie,
Met d it kleine takje werd Dr. Griffith in Staat gcsteld d e plant
classificeeren als behoorende tot de familie van de Sapoteae ij,
of Sapotaceae zooais zij nu gewoonlijk genoemd wordt, en
hij geloofdc, dat zij verwant was aan Chrysophytluni, doch kon
dit niet be.slissen bij afwezigheid van bloem of vrucht *).
In het volgende jaar gaf Mr. White zclf eene beschrijving van
de getah-pertja plant en zond haar aan Dr. Griffith; zij bereikte
echter Malaka juist op den dag van diens overlijden, en werd
later gepubliceerd door Dr. Mouat *).
Ook volgens Mr. White was de plant verwant aan de Sapotaceae
en Ebenaceae. Zijne besclirijving van liet gebladerte en de
bloemen is uitstekend, raaar hij deed geen poging de plant eenen
naam te geven, noch waagde te beslissen, met welk bekend
geslacht zij de grootste overeenkomst vertoondc.
Daar dus de getah-pertja plant al vroeg eene plaats is toege-
kend bij de Sapotaceae (die zij sedert heeft behoudeni, wil ik
ook iets zeggen aangaande de algemeene kenmcrken van deze
bijzondere plantenfarailie ®).
Alle Sapotaceae zijn boomen of heesters en bijna alle inheemsch
in de tropen van Oost-Azie, Afrika of .Amerika; eenige echter
worden gevonden in de zuidelijke gedeelten van Noord-.Amerika
en de Kaap de Goede Hoop, Zij zijn gekenmerkt door de
afscheiding van melkachtige sappen, schijnbaar een onnut product,
hetwelk raogelijk dient om eene in de plant gemaakte wond te
heulen, hetzij door deze af te sluiten of eene bederfwerende
bescherming te verschaffen, doch hun physiologische beteekenis
is tot nog toe niet volkomen bekend.
Dit melkachtige sap o f latex bevindt zieh in enkelvoudige
cellen of vaten, gerangschikt in rijen in de lengte ricluing, welke
hoofdzakelijk geplaatst zijn in het inwendige deel van de schors,
niaar zij komen ook voor in het merg en het losse weefsel van
het blad (het merenchym), maar niet in het hout.
De Sapotaceae hebben ronde takken en hunne bladeren zijn
afwisselend, enkelvoiidig, gaafrandig en gesteeld; zij hebben geen
steunblaadjes.
Het gebladerte van sommige trckt de aandacht door zijne
schoonheid, die bladeren nl. hebben een fraaie smaragd-groene
kleur aan de bovenzijde en bezitten aan de onderzijde eene
goud o f koperachtige metaalglans, welke veroorzaakt wordt door
een zijdeachtige o f donzige beharing.
De bloemvorming is okselstandig en de tweeslachtige bloemen
zijn regelmatig. De kelk is vrij en aanblijvende, verdeeld in
vier tot acht segmenten of kelkslippen, welke soms geplaatst zijn
in een dubbele rij; de bloemkroon is éénbladig en heeft hetzelfde
aantal segmenten of kroonslippen als de kelk, de vruchtbare
meeldraden, uit de bloemkroon körnend, zijn gelijk in aantal en
staan tegcnover de kelkslippen, de kelkslippen zijn gewoonlijk
buitenwaarts gedraaid, er is een stamper met een onverdeelden
en gewoonlijk gelobden Stempel.
De vrucht is een rleezige bes, bevattende verschillende éénzadige
hokjes; bij sommige soorten is zij eetbaar, bijvoorbeeld die
van de Achras Sapota, bekend als de sapodilla-pruim; of
ChrysophyUum Cainito, genaamd ster-appel; en van de Lucuma
mammosa, genaamd marraelade-pruiin.
De zaden zijn noolachtig en samenhangend, en bevatten dikwjjls
een olie welke door de inboorlingen wordt gebruikt voor spijs-
bereiding in de plaats van boter; de zoogenaamde Gaiam-boter
I wordt verkregen van de Bassia butyracea.
I De Sapotaceae zijn nauw verwant aan twee andere natuurlijke
families, die eveneens belangrijke econoinische producten opleveren.
namelijfe de Ebenaceae, tot welke de boom die ebbenhout voort-
brengt behoort (Diospyros Ebenuni). en de Styraceae, waarvan
sommige nuttige gomharsen opleveren. bijvoorbeeld benzoe
(Styrax Benzoin).
Deze drie families vormen te zaraen eene natuurlijke orde.
Mouxt, Oxley en Griffith, heho-wden tot de >lndinn Medical .Service”, evenaU
Dr. Cantor, en het komt mij voor, dat de erkenning vao Dr. Monlgoroerie's
Verdiensten voor de wedcr-ontdekking van getah-pertja, door de Society of
Arts, de aand.ncht van Dr. Cantor op deje Society heeft doen vallen en dus
de oorzaak is geweest van zijn legateering. De voorziiter dervergadeiingop
21 November i860, Sir Thomas Phillips, liet Cantor-legaat aan de leden
bekend makende, drtikte zieh als volgt uit: — „Afgezien van het stofTelijk
voordeel voor de Society van een zoo belangrijk leg.ial, van iemami, the zelf
geen lid was, U het zeer streelend voor het besluur, de verzekeringte bekomen,
dat juist in veralgelegeae landen, de handelingen der Society de belangstel-
ling gaande niaken eu de Sympathie vcrwerven van hare landslieden”. {Journ.
Soo. c f Arts, i860, deel 9.P«g-S*) Ik vernam van Miss Montgomerie,
dat lir. Cantor haar vader's assistent was tusschen 1846 en 1S49. hetwelk
inijne meening schijnt te ondersieunen. — E. ü.].
■) Roh. lirown. Brodromus ßorae Novae Ilollandiac, London: iSio, deel
I pag 528.«
») Steph. Ivadlicher, Brodromus florae Norfotkiae. Vintobonae,S23, p. 48.*
S) Journ. Agrie, and llorlic. Soe. India, 1S44 vol. 3 p. 146-*
«) Journ. Agric. and Ilortie. Soc. India, 1845, 'o ! 4, p. S9 *
*) Ik zal niet trachten eene voUetllge botanische beschrijving te geven
van de Sapotaceae, maar allccu opsommen die punten, welke meer in 't
bijzonder in verband staan met ons onderwerp.