Deze verdeeling alleen zou echter te ruw zijn, zelfs voor
practische doeleinden, en daarom verdeelde ik de tusschenruimte
tusschen twee opeenvolgende qualiteiten weder in V* Eng. ponden
en ondersclieidde haar door de achtervoeging van de letters
' Indien dus een materiaal wordt beschreven als zijnde van de
qualiteit 3°, dan wordt bedoeld dat de in de eigenlijke getah-
pertja bevatte hars 3V4 Eng. ponden o f daaromtrent bedraagt,
per 10 Eng. ponden (32.5 pCt.); indien een ander wordt genoemd
5<>, dan bevat het sVj Eng. ponden (55 pCt.) enz,
Qualiteiten met minder dan 1 Eng. pond hars (10 pCt.) komen
zeer zelden bij ruwe handelsmonsters voor'), doch worden wanneer
zij kunstraatig voortgebracht zijn (door zuivering), beschreven
als O s Ob, Oc indien zij resp. V*' Vs e" V i Eng. ponden bevatten
(*iSi 5 i°i 7>5 pGt-)
Juist door deze verdeeling in onderdeelen laat de omschrijving
van de qualiteit in beide richtingen eene veranderlijkheid in het
percenuge der hars toe en dit is een beslist voordeel voor practische
doeleinden, waarbij het niet altijd gewenscht is al te nauwkeurig
te zijn.
De verhouding in de tabel aangegeven, is, ofsclioon uitstekend
voor beschrijvingen, voor denj handel te gevoelig en
bijgevolg niet geschikt.
Van kleine monsters getah-pertja onlangs uit Haarlem ontonderscheid
is tusschen de vier materialen, zoodat wij het gemiddelde
mögen beschouwen als overcenkomende met de getah-pertja
bekend als Getah taban merah.
Het tweede gedeeite van Tabel II geeft eene dergelijke verge-
lijking aan van de verschillende monsters, ontvanpn onder den
naam van Getah maniah, sundek, sondck of soondie.
Hier geeft het gemiddelde van de cijfers weder de gemiddelde
samenstelling van deze bijzondere soort tweede klasse
getah-pertja.
Tabel III is bijzonder interessant, daar zij de samenstelling
aantoont van eenige historische monsters getah-pertja, één in
1846 door Lobb en een tweede door Oxley in 1847 aan Sir Wm.
Hooker gezonden, zijnde beide beschreven als verkregen van
denzelfden boom als de bijbehoorende botanische speciraina.
Het derde monster is in 1887 door Sérullas te Bukit Timah
verzameld van een afstarameling van Oxiey’s boom, zooais
reeds vermeld.
Het groote gehalte aan hars in Oxiey’s monster is opraerkings-
wa.ardig, en vormt het kenmerkend verschil tusschen dit en
Sérullas’ monster, welk laatste een buitengewoon laag hars-
gehalte bevat.
Het kan zijn, dat de groote ouderdora van Oxiey’s monster en
de lange blootstelling aan lucht en licht in het museum, hierop
invloed heeft gehad, daar het aan de oppervlakte sterk geoxj deerd
is, terwijl het oudere monster v.m Lobb, dat in het herbarium
Verz.amelen van getah
vangen, welke verkregen werden van de verschillende boom- \
soorten gecultiveerd te Tjikeumeuh en proefsgewijze afgetapt
10 jaren, nadat zij geplant werden, waren alleen die van de ,
Palaquium Borneense en de Payena Leerii nog in voldoenden .
staat voor analyse, terwijl de andere van de Palaq. gutta en
Palaq. Treubii reeds geoxydeerd waren. De samenstelling van
het monster van Palaq. Borneense werd bevonden juist te liggen ;
tusschen die van de Palaquium {Diehopsis) gutta en Palaq. oblongifolium
van Perak (als aangegeven in Tabel I) daar zieh in de '
zuivere getah-pertja 85,3 pCt. gutta en 14,7 pCt. hars bevond. .
Het monster van Payena Leerii kwam vrij wel in samenstelling
overeen met dat van Perak, gevende 54.8 pCt. gutta en 45,2 pCl. ^
hars; het verschil tusschen die twee kan voor practische doeleinden ■
worden verwaarloosd.
Ik zal in Tabel II de resultaten geven van de analyse van
verschillende materialen, welke werden beschreven, hetzij als
Getah taban of als merah o f als beide, en het vergelijken met een
klein stukje van een homogeen vleeschkleurig materiaal, hetwelk :
ik uit een groote partij le klasse handelsmateriaal uitzocht, en
dat in voorkomen gelijkt op deze klasse van getali-pertja. Oij ,
liemerkt, dat voor zooverre de qualiteit betreft, er niet veel
') Het laagste harsgehalte tot hiertoe in een hamlelsmonstcr v
getah-pertja gevonden is 11,9 pCt., overecnkoraende met qualiteit la
niet aan het licht is blootgesteld geweest, nog in uitstekenden
staat verkeert.
De ongeveer 7 jaren geleden in Johore verzamelde monsters
bevatten even weinig hars als dat van Sörullas, hetgeen aantoont,
dat toen aldaar uitstekende boomen hebben bestaan cn waarschijnlijk
nog bestaan.
Doch wij moeten nu de monsters van wetenschappelijk belang
terzijde laten en de handelsmaterialen beschouwen.
Deze worden meestal aangeduid met de namen, hetzij van de
landstreken welke ze voortbrengen, hetzij van de plaatsen vanwaar
zij geexporteerd worden.
Voorbeelden van de eerste zijn b.v, de benamingen Pahang,
Bulongan, Saraioak enz., en van de laatste Bagan, Serafong,
Makasar enz.
Van de talrijke soorten, welke te Singapore aan de m.irkt
komen, kan ik slechts de voornaamste behandelen ') en ik heb
de volgende twaalf soorten uitgekozen als typen, en ze verdeeld
in vier groepen, voor het gemak bij vergelijking en verwijzmg,
als volgt:
I) Analyses van monsters van verscheidene soorten geiah-perlja zijn ge-
ibliceerd door >1. Léon Brasse in 1892. La Lum. pubhce' Hear. 1892, deel 46,
bU, 5*
le groep, omvattende de drie beste soorten van getah-pertja,
waarschijnlijk alle gewonnen van soorten van Palaquium nauw
verwant aan Palaq. gutta en Pal. oblongifolium :
1 T. Pahang, van het Maleische schiereiland. ')
) 2. Roode Bulongan, van Borneo;
I 3. Roode Banjer, van Borneo,
26 groep, omvattende drie soorten tweede qualiteit getah-pertja,
waarschijnlijk alle gewonnen van eenige Payena's, mogelijk van
Paycna Leerii-.
( 4. Bangan gooiie (en petali) soondie, van Borneo.
] 5, Roode gooiie soondie, van Borneo.
I 6. Serapong gooiie soondie, van Sumatra.
[Roode gooiie soondie is identisch met Kotaringin gooiie soondie.]
36 groep, omvattende drie soorten zoogenaamde „witte getah”
van de ze en 30 klasse, van onbekende boomen, mogelijk gedeeltelijk
van Diehopsis polyantha of pustulata en gedeeltelijk van
eenige soorten van Puyena:
1 7. Witte Bulongan, van Borneo.
] 8. Gemengde witte, van Borneo.
( 9. Witte Banjer, van Borneo.
') De naam , I’aliaiig” getah-pertja wordt thans afgescheiden vc
geografische herkomst, en gebruikt voor elk eerste soort materiaal.
TABEL II. Analyses
I 4e groep, omvattende drie „gemengde soorten” waarvan twee
' genoemd worden „hetkookte” (eene kunstbewerking, welke door
de Chineezen verricht wordt, die oude partijen opkoopen, in het
■ water wecken en ze tot een meer of min homogeen mengsel maken.)
i' 1 10. Gemengde Sarawak, van Borneo.
I II. Herkookte Padang, van Sumatra.
■! ( 12. Herkookte Banka, van Banka.
[Aanmerking. — De gemengde Sarawak-partijen zijn meestal
een zeer bruikbaar tweede soort materiaal ; de tweede herkookte
¡1 zijn beslist inférieur.]
De gemiddelde saraensteUing van de verschillende handelssoorten
wordt grafisch voorgesteld in fig. 14, elke waarde verkregen
door de analyse van een groot aantal afzonderlijke parlijeu;
I raet hare relatieve gewichten is rekening gehouden.
■, In ’t geheel worden door de cijfers op deze schets voorgesteld
I 2,282 ton ruwe getah-pertja en 751 analyses van afzonderlijke
partijeii-
; De berekening van de gemiddelde waarden van de .samen.stellmg
in procenten van elke partij was, zooais ge U kunt voorstcllen,
een vrij bewerkelijke taak.
De schets is zoo gerangschikt, dat de bestanddeelen als het
ware op elkaar gestapeld zijn : eerst de gutta, aangeduid door
gekruiste arceering, vervolgens de hars, voorgesteld door schuine
lijnen, dan het vuil, door horizontale cn eindelijk het water,
door verticale lijnen.
ÜETA11 Soondie,
TABEL III. — Analyses van Historische monsters v T OESTREMDE
Bijzonderheden
Materiaal (oa droging Id het
luchlledigo.)
>)Slukvanecnrijzweep Zeer . . ..
let gedroogde mon- hard vezelig
ters (No. 280) aan Sir ebbcnhoutzwar-
Willinm Hooker gezon-j
den en door deze ‘ '
enblocien-
Donker bruin.
¡hard vuil en
isonandra kleine stukjes
guUa aan Sir William sclioi '
Hooker werd gezonden.
') Gestolde tail
lelinq I
Liclit
Qualiteit
G ) r
: 1 Licht
u g«l.
week.
, .,vO aangeduid op een stukje papier bij eer
verzameld eii onlangs onderzoclit bevane 80 pCt.
>) Loud. Joum. IM. 1847, deel 0, blz, 33.
h Lend. Joum. Boi. 1847, deel 0, blz.
-) Lum. iUctr., 1880, deel .......•..H..I, Dit monster bevatte 5,7 pCl. '