
Meisjes van 5 jaaren te D O RD R E CH T te vinden zyn, dewelke
zouden Lee ven den Leeftyd, in de meergemelde 42
voorgefteld Want omtrent de genie der Lyfrentekoopers
in deze Landen is noch dit te remarqueeren ( boven ’t geen
wy in 't V E R T O O G reeds gezegd hebben) dat na den
tyd van den Heer Raadpenfionaris D e W i t t , door Wiens
Demon fixatie, over de waardye van Lyfrente in proportie
van Lofrente, en door Wiens Declaratoir van Bevindinge
daar omtrent, de Menfchen gebragt waaren tot het begrip,
dat gelden te beleggen op Lyfrente tot den penning 14 op een
L y f, en tot den penning 17 op twee Lyven, avantazieuzer
was dan op • den ordinaris intreft van 4 percent; allengskens
de oude opinie weeder heeft beginnen te pravaleeren , met
dat effect, dat fchaarfelyk Lyfrente van de hand wilde tot
den penning i2 i; en dat zelfs (hoewel de intreft der obli-
gatien of de Lofrente niet hooger dan 4 percent fteigerde)
de Lyfrente nochtans niet anders, als tot den penning 111 te
verkoopen was. Waar uit duidelyk te infereeren i s , dat
de generale Opinie der Menfchen omtrent eenige ongewoone
calculatien , en voor al die haar vooroordeel choqueeren,
zoo ligt niet te overwinnen is, als de prsecifiteit van rekenen
wel komt in te fluiten. Zelfs blykt het, dat de hee-
dendaagfe demqnftratien van de waardye van Lyfrente in
proportie van Lofrente, dewelke tot vry grooter praeciflteit
gebragt zyn, dan ten Jaare 1671, echter zeer geringe ingang
by het gros der Menfchen hebben; nademaal de Lyfrente tot
5 ~ percent vry geld, of fchoon influitende merkelyk hoöger
intreft dan die der ordinaris obligatien, zeer weinig gezogt
werd.
Om een einde te maken, zal ik alleenlyk hier, tot befluit
van alles, aan den Heer vander Burch declareeren; zonder
dat zulks de allerminfte atteinte kan geeven aan de finceere
hoogagtinge, dewelke voor zyn Wel Edelheid hebbe en
altyd zal behouden, alzod het behoord te konnen famen
gaan, dat de oprechte eftime en vrindfchap tuffchen twee
perfoonen geenerley gemeenfchap hebben met de diverflteit
van derzelver opinien over ’t een of 't ander fubjeft, waar
over het vry ftaat op eene verfchillende wyze te gevoelen
en te redeneeren; Ik zal dan, zeg ik, aan den Heer vander
Burch hier declareeren, Dat Defzelfs Hertrouwen wel deege-
lyk ongegrond is, „ van te moogen zeggen en wel zonder te-
„ meriteit, dat uit een L Y S T van Lyven van 5 Jaaren ,
„ (verftaande door die Lyven Meisjes van v y f jaaren) zoo
,, als die voor de hand voorkomen, indien die eens getrok-
„ ken wierden uit de Blaffaarden van Hollandt, uit genego-
„ deerde gelden zedert 90 a 100 en meer jaaren, Delzelfs
„ gedaane Begrootinge van 48 Jaaren Leeftyd zal geconfir-
„ meerd worden; A l zoo uit myn fpeciale Bevindingen van de
Leeftyd der Perfoonen van dien ouderdom, (in ’t V E R T O O G
vanóMey i737geproduceert,en 't welk maar een zeer klein
gedeelte is van de meenigte; waarop de generaale Standree-
gel van Leevenskracht gefundeerd is) zoo wel als die Bevindingen
, op welke door den Heer Raadpenfionaris De W it t
C alculatien zyn gemaakt; als meede uit de génerale Calculatie
op meer dan Drieduyzend Jeugdige Lyven van 2 ,3,4,5,6,
7, 8,9 en 10 Jaaren , (hier voor pag. 16 geëxhibeert) vol-
jlrcktelyk het teegendeel komt te blyken. Verders derve ik ver-
zeekeren, dat men niet gelukkiger zoude uitkoomen, met
zig te vertrouwen op de LTS T E N der Dooden te Londen; ver-
mids het een gedemonftreerde zaak is, dat de Leevenskracht
dewelke uit de aanteekingen der Dooden te Londen is af te
leiden, meer dan een Tiende minder is , dan die geene, die
uit de tweederley bovenftaande indagatien van den Heer De
W i t t , en van den Schryver dezes hier te Lande komt
voort te vloeyen. Waar by noch, hoe noode, geobligeerd
ben te voegen; dat, vermids de Heer vander Burch het
H O E en W A A R U I T een Rëegel des Leevens te maa-1
ken, lange voor het uitgeeven van defzelfs V E R V O L G
voor oogen gehad heeft, zoo in de Verhandelinge van de
probable meenigte des Volks in deze Provintie , als bevoo-
rens dien tyd in particuliere vrindelyke opgeevingen; en dat
beide dat H O E en WA A R U I T ftiptefyk zyn die wee-
gen en Reegel, dewelke zyn Edelheit aanwyft in defzelfs
V E R V O L G , pag. 112. 113-114; Dat, zeg ik , het ver-
baazende moet voorkoomen, te zien, dat zyn Edelheit in dien
reegei geen overtuiging heeft gelieven te vinden.
D 2 Ver