
( O
PROBABLE MENIGTE DES VOLKS IN DE PROVIN
TIE VAN HOLLANDT EN WEST - VRIESLANDT
gedrukt mhet begin van Maart 173 8,niet gezien heeft,alvorens
zyn voorfz.Giffingen &c. zyn afgedrukt geweeft,noch ook niet
myn voorgaande Vertoog van 6 Mey 1737, waar in over de
diftinétie tuffen Lyfrenten op perfoonen van de Mannelyke en
van de Vrouwelyke fexe gehandelt is: Vermids het U bekent
is-, dat ik hem diëTraótaatjes niet eer heb toegezonden als op
den 16 April 1738 in antwoord.van zyn brief van daags te
voren; en dat, buiten de prsecautien indevoorreed’envan zyn
boek, gefchreeven 2,- november 1739 5 hy op pagina 36 a
onder aan fteld de woorden ,
Ge'ëindigt met drukken den iy A p r i l in V ja a r 1738.
Welke pnecautien naar uw oordeel tot geen ander einde zyn
genoomen,als om een induftie te geeven dat hy myn vporfz.
Verhandeling, tot een proeve &c niet gezien heeft , als na
dien tyt; en opdat hy, indifcretelyk zig hebbende de idéé
van dat Gefchrift geapproprieért, den Leezer zou konnen
doen gelooyen, dat alles, wat in zyn Gillingen &c. voorkomt
, uit zyn eigen kooker is.
Het is onder zeer veel fatfoenelyke Luiden, ja zelfs van den
Eerffen Rang, ook aan U bekent, Myn Heer, dat ik, nu
•ruim twaalf jaaren geleeden gefchreeven hebbende myn.
eerfte Effay over’t vinden van de quantiteit der Ingezeetenen
.in deze Provintie,en feedert van tyt tot tyt al meer en meer
ontdekkingen doende, eindelyk, met behoudenis van den
grondllag van dat Effay, in ’t laatft van denjaare I737héb-
jbe opgeftelt myn voorfz. Verhandeling tot een Proeve; en
-begonnen dezelve uit te geeven met omtrent half Maart
173 8,uitgezonden omparticuliere reedenen,een enkeld Exemplaar
eenige dagen vroeger: Daar was al een goed getal der
-zelve in Amfterdam en elders voor het einde van diemaandt.
Boven dien, is het moralement zeeker, dat de voornoemde
-Schryver al zeer vroeg in dien tyt myn vóorlz. Traéiaatjc
gehad heeft.
C O
Deze omftandigheidt, gevoegt by de zigtbaare indifcre--
tie zelve, om niets fterker te. zeggen, dewelke uit de verge-
lykinge onzer beider Gefchriften over al in ’t oog fpringt,
meende ik dat my dilpenfeerde- om de pen op te vatten:
Doch vermids het byU anders'word begreepen, dordeelende,
dat ydereen in eere verpligt is zyn werk te revindiceeren
N e o foriari libeat alienis b on is]; en dat het Uten dien einde
behaagt te willen hebben eenige onteegenfpreekelyke bewy-
zen, waar uit het middagklaar kan confteeren, dat gemelde
Schryver wel deegelyk myn Tractaatje Jieeftgeleezen,al-
voorens zyn Gillingen over den Staat van ’t Menfchelyk'
Geflagt en de uitreekening der Lyfrenten, zyn gefcheeven ,
laat ftaan afgedrukt; zal ik U, zoo kort als moogelyk is,
tragten te voldoen.
Ik zal tot dat Bewys maar twee poihten aanhaaien.
Eerftelyk, op Pag. 333. li-nea 20, van de Gillingen over
den Staat van hét Menfchelyk Geflagt, zegt de Schryver,
,, Het is buiten reden, en niet om te bewyzen, dat u it
,, King bygebragt word, als of ’t getal der Menfchcn, in
„ Engeland, alle 100 Jaaren, 880000 zou aangroeijen:Helt
„ men met de zelfde Schryver, dat in rt Jaar 1700, in dat Ryk
„ f! Millioen Menfchen zyn ge weeft, dan vraag ik aan de
„ geen, die die kennis van de Gefchiedeniffen hebben, hoe
„ veel Menfchen dat in de tyd van Beda wel in Engeland
„ waren ? of zelfs in ’t begin van de r 1 de Eeuw?
Zie nu, op pag. 19. van myn Verhandeling tot een Proeve
&c, in XV11I liet volgende:
. „ Mr. King bepaald de grootheid van het volk van geheel
„ Engelandt
„ In den Jare 1600,. op Fier Millioenen 620 Duizend Menfchen.
M In den Jare 1700, op Vyf Millioenen 500 Duizend Menfchen-
Gei