
deelde winkelstand. Deze winkelstand droeg nu weer aan-
zienlijk bij tot het verschaffen van werk aan de kleinere
werkmeesters, zoowel in Schoonhoven en Friesland als in
de grootere plaatsen.
Inmiddels had zieh omstreeks 1880 een nieu we tak der zilver-
nijverheid ontwikkeld. Schoonhovensche werkmeesters, die
oude zilveren werken inkochten om deze in te smelten,
hadden bemerkt, dat zij voor deze voorwerpen onder de
buitenlandsche antiquairs koopers vinden konden. Spoedig
zelfs bleek de vraag zoo groot, dat men met ingekochte
oude voorwerpen er niet aan kon voldoen, waarom men
overging tot den aanmaak van nieuw werk naar de oude
modellen. Maakte men aanvankelijk slechts de oorspronke-
lijke stukken na, aldra vond men voor het thans snel toe-
nemende aanbod geen voldoende afzet; men maakte toen,
in den geest van het Oud-Friesche werk, nieuwe modellen,
geschikt om als „souvenir-artikel” voor de vreemdelingen,
die Nederland bezochten, te dienen. Voor dit artikel vond
men nu op zijn beurt in het buitenland groote belangstel-
ling. De vervaardiging geschiedde in opdracht van gros-
siers en exporteurs veelal in kleine bedrijfjesen werkplaatsen,
hetgeen mogelijk was, omdat men de voorwerpen goot en
dus geen kostbare inrichting noodig had. Voor de.versie-
ring dezer voorwerpen ontleende men de gegevens veelal
aan de 17e eeuwsche schilders, verwerkt met laat-renais-
sance en barock siervormen en bestanddeelen als molens,
scheepjes en Volendammermelkmeisjes, om het zilver vooral
als „Hollandsch” te kenmerken.
Veroorzaakten deze bedrijven, eerst de kleine, later ook
grootere, in de tijden, als er geen vreemdelingen hun voort-
brengselen kochten, al een niet onbelangrijke vermeerde-
ring van het aanbod in het binnenland, daarnaast deden
zieh op het gebied van glad zilver voor de Voorschoten-
sche onderneming destijds mededingers van beteekenis
gelden. Onder deze nam spoedig de fa. Jac. Vos 6 Co.,
te Rotterdam, een belangrijke plaats in, nadat de ener