
edelsmeedwerk van den aan de fabriek verbonden teekenaar
J. J. Warnaar (afb. 123-124).
In 1919 doet een fusie de 3 grootste Nederlandsche fabrieken
samensmelten. De kracht welke hier van had kunnen uitgaan
werd aanstonds opgeheven door de in 1920 inzettende
cnsis en deflatie. De ernstige moeilijkheden, gevolg der
noodlottige prijsdaling en de daardoor vereischte inkrimping
en bezuiniging sneden de mogelijkheid af om met kracht aan
de veredeling der vormen te werken; voor de ontplooiing
van het edelambacht boden de omstandigheden geen kans.
Gelijk gezegd had het bedrijf der fa. J. M. van Kempen &
Zonen zieh sinds den dood van hären oprichter J. M. van
Kempen in 1877 hoofdzakelijk toegelegd opdevervaarding
van algemeen verkoopbare artikelen, daarbij voorloopig
volgende de Engelsch-Hollandsche lijn van van Dokkum,
later eenigzins gewijzigd en aangevuld met nieuwe, naar
den artistieken inhoud weinig beteekenende, doch voor de
markt geschikte modellen. Was dit bedrijf voor de ontwik-
keling van den smaak van geen belang meer, van des te
meer beteekenis was deze eerste en grootste nijverheids-
onderneming op ons gebied hier te lande voor de ontwik-
keling van het vak uit nijverheids- en handelsoogpunt. De
ondememing, die aanvankelijk in de benijdenswaardige
omstandigheid verkeerde, dat zij voor de voorwerpen, die
zij in het groot maakte, eigenlijkgeen binnenlandsche mede-
dinging had, kon een behoorlijke prijs voor haar voort-
brengselen handhaven en ontkwam zoodoende aan het, in
het algemeen de nijverheid bedreigende, gevaar, het peil
steeds te moeten laten dalen. Het „fabrikaat van Kempen”
gold als waarborg van degelijkheid en beantwoordde vol-
komen aan de eischen, welke de smaak der meer gegoede
burgerij in die dagen stelde (afb. 130-131). Van de fabriek
ging tenslotte ten deele middelijk, deels onmiddelijk in den
vorm van geldelijken en zakelijken steun een Sterke aanmoe-
diging uit op de ontwikkeling van een weldra over het
geheele land verspreide en zelfs met een zekere zorg ver