
zieh metterdaad te wijden aan de kolonisatie van
Palestina, ziclx voelden aangetrokken tot den arbeid.
Doch de gelden door de emigranten medegebracht
raakten langzamerhand op. Ook het Galatzer Comité
zag zijn bestaan geëindigd bij gebreke aan middelen
en door den poHtieke toestand in Rumenië.
Misoogsten, niet-geslaagde pogingen om bronnen
te graven op plaatsen, waar geen water was, voort-
gezette proefnemingen, welke door gebrek aan ervaring
noodig waren, vorderden weer nienwe geldsommen.
Toen gelukte bet enkelen Cbowewei Zionisten
in Europa den bekenden pbilantroop Baron Edmund
de Rothschild te Parijs voor de kolonisatie te winnen.
De baron nam Rischon-le-Zion, Samarye (door hem
Zichron Jacob genoemd) en Rosch-Pinah onder zijne
bescherming, zoodat de kolonisten daar nu geborgen
waren. Zij konden nu proeven nemen, welke cultures
het geschikste waren voor den bodem, waarbij de
leeraren, door den baron uitgezonden, de leiding in
handen namen. Nu bleek het, dat wijnbouw voor de
bestaande kolonies het beste zou zijn en er werden
groote wijngaarden aangelegd en elk jaar opnieuw
duizenden nieuwe wijnstokken geplant evenals vrucht-
en olijfboomen.
Om te bewijzen, dat de moeilijkheden voor het
grootste gedeelte voortgekomen waren uit de oner-
varenheid der Joodsche kolonisten in den landbouw
en de siechte terreinkeus, nam de baron een nieuw
experiment. Hij Het in 1884 een stuk land voor
korenbouw aankoopen en deed een aantal Joodsche
famiHes uit Zuid-Rusland, die daar reeds landbouw
hadden gedreven, naar dit dorp: Maskereth Bathjah
(Ekron) verhuizen. De proef slaagde boven verwach-
ting goed ; de kolonisten waren in Staat reeds na den
eersten oogst van den arbeid hunner handen te leven ;
en met zelf-geoogste producten, of met den opbrengst
van een verkocht gedeelte daarvan, te voorzien in
hun levensonderhoud.
Minder goed waren de drie andere dorpen Petach-
Tikwah, Gadrah en Jessud-Hamala er aan toe. Om
dezen te hulp te komen werd in Rusland in 1884 de
groote Montefiore-Vereeniging gesticht, gevolgd door
vereenigingen in andere landen, die zieh ten doel
stelden, de kolonisatie van Palestina door Joodsche
landbouwers te ondersteunen. (b.v. in Duitschland
de Vereeniging „Esra”). Deze vereenigingen hadden
moeilijk werk aan het bestrijden van de bestaande
vooroordeelen tegen Palestina in West-Europa. Door de
hulp dier vereenigingen kwamen de drie genoemde
kolonies langzamerhand op de been.
In 1887 werd in Wadi-el-Chanan (Nachlath
Reüben) eene nieuwe kolonie gesticht, zoodat er in
dat jaar reeds 8 Joodsche dorpen met 1500 zielen in
Palestina waren.
Daar het land terecht in orde moest worden
gemaakt en ook het aanplanten der boom- en wijngaarden
veel arbeid vorderde, die niet alleen door de
kolonisten gedaan kon worden, zag men zieh weldra
genoodzaakt, Joodsche arbeiders in dienst te nemen,
welke spoedig elken landarbeid leerden en aldus
geschoolde krachten werden voor nieuwe kolonies.
Omdat de eerste oogsten bewezen hadden dat
de kwaliteit der wijnen voor verkoop geschikt zou
zijn, yolgde weldra het bouwen van groote wijnkel-
ders in Mikweh-Israel, Rischon le Zion en Zichron
Jacob. Ook hierin werden meest Joodsche arbeiders
aan het werk gezet.
In 1890 begon de baron eene uitbreiding van
zijne kolonie’s. Spoedig ontstonden na elkander in
de buurt van Zichron-Jacob de kleinere dorpen:
Tantura, Schefejah, Em el Dschemal, Em el Tut
en bovendien werden een groot aantal der Joodsche
arbeiders gelnstalleerd op de bestaande kolonies, wier
grondbezit door aankoop uitgebreid werd. Ook hadden
verscheiden arbeiders wat geld opgespaard, en streefden
die ernaar, zelfstandig te worden. Zij sloten zieh
bij elkander aan in genootschappen. Een daarvan
verwierf in 1890 een terrein aan den Jordaan, waarop
z\j de kolonie Mischmar Hajarden (Wächter a/d Jordaan)
vestigden.