
De waterkrachten, die beschikbaarzijninhet Jordaan-
gebied voor industrieele doeleinden enyoor opwekking
van electriciteit zijn ook van beteekenis.
Bevolking en levensverhouding.
De tegenwoordige bevolking in Palestina behoort
tot den Arabischen stam. Ze is onwetend, arm;
drukkende eilende heerscht er. Het gebrek aan moed
en kracht om zieh hieruit te verheffen, is toe te
schrijven aan 't ontbreken vanondernemingsgeest; deze
apathie is een gevolg van de troostelooze rechtsver-
houding en den toestand van het Turksche belasting-
wezen, die een ware last is en de energie zeer neer-
drukt, wat niet zoozeer een gevolg is van de wetten
als wel van de uitvoering daarvan door de ambtenaren.
Men denke slechts aan de tiendenbelasting, die een
schrik is voor de bevolking.
E r is gebrek aan verkeerswegen, goede havens,
bruikbare straten en spoorwegen. Ook ontbreken:
wettelijke regeling voor den afvoer van het water en
de bevloeiingen, publieke maatregelen tot bestrijding
van ziekten en epidemien bij mensch en dier, ook tot
het tegengaan van de insectenplaag en andere plagen
der landsbevolking.
De heerschende credietverhoudingen zijn treurig,
zoodat de boeren objecten zijn van woekeraars. De
regeling van het grondbezit is onvoldoende. Yoor
de beschaving van de bevolking geschiedt zeer weinig,
de groote massa is van onderwijs verstoken. Deze
dingen zijn het, die het land en het volk hebben
neergedrukt en die gemaakt hebben, dat het land
grootendeels braak ligt en slechts weinig honderd-
duizenden een bestaan verschaft, terwijl het onder
andere omstandigheden eene heerlijke woonplaats
voor millioenen zou kunnen zijn.
Yan de 650.000 inwoners woont de helft in de
steden, de andere helft op het land. Het grootste
deel der bevolking zijn ARABIEREN: FELLACHEN en
BEDOUiNEN (herders). Onder de Arabieren der steden
zijn de meesten Mohammedanen, een gering aantal
Christenen.
De LANDSTAAL is Arabisch. Turksch wordt zoo
goed als niet gebruikt. In de havensteden nog wat
Fransch.
In de Joodsche kolonies wordt meestal Joodsch
(Jiddisch) gesproken, het HEBREEUWSCH komt even-
wel al meer in gebruik, vooral bij de Sephardische
Joden.
In de bewaarscholen en andere scholen der
Hilfsverein wordt Hebreeuwsch gesproken en ’t is
eigenaardig om te zien, hoe bij deze Jodenkinderen
van alle landen en behoorende tot de verschillende
talensprekende Joodsche gemeenten het Hebreeuwsch
een geestelijke band vormt, die niet alleen de onder-
wijzers en de leerlingen, doch ook deze onderling
sterk verbindt.
Joodsche bevolking.
De Joodsche bevolking is in Palestina in 80
jaren tijds gestegen van 20.000 tot 80.000.
De immigratie was in 1906 driemaal zoo groot
als in 1905, tengevolge der toestanden in Rusland.
In Jaffa landden in het eerste halfjaar van 1906:
1747 Joden, waarvan 798 vrouwen en 598 kinderen.
Boven 60 jaar waren 109 personen; 44% waren hand-
werkers, 88% kooplieden.
De Joden zijn grootendeels stadsbewoners, toch
is het aantal landbouwers steeds toenemende.
Eigenaardig is het dat vooral in afgelegen
bergstreken van Palestina vaak bij de Joden blond
haar en blauwe oogen voorkomen, wat volgens Prof.
Kirchhoff wijst op Kanaänietisch bloed.