
De Eucalyptus (op treurwilgen gelijkende boom)
wordt uit zaad gekweekt. Na 1 jaar is deze reeds
IV2—2 Meter hoog, dan wordt hij geplant midden
in het water der moerassen en na weinige jaren is
de bodem zoo uitgedroogd, dat wat poelen waren
zand is geworden.
Na 12—15 jaar bereiken deze boomen de grootte
yan een 70-jarigen beuk. In de laatste jaren wordt,
in tegenstelling met vroeger, bet bout zeer goed
gebruikt en belooft bet een flink exportartikel te
worden.
Het kweeken dezer boomen in Palestina geschiedt
boe langer boe meer, meestal om de moerassige streken
te verbeteren.
In Cbedera vindt men er zelfs 300.000.
Wijnstokken, palmen, olijfboomen (de karakteris-
tieke boom yan Palestina) en vele vrucbtboomen,
vijgen, kastanjes, granaten, abrikozen, noten, amandels,
citroenen, sinaasappelen, appelen, komen in Palestina
voor, erenals Johannisbroodboomen en Sycomore
(wilde vijgen). Het Jordaandal met zijn subtropischen
plantengroei beeft dadelpalmen en de papyrus.
Op de bergen vindt men allerlei welriekende
kruiden, terwijl immortellen en accasia’s in ’t wild
groeien; vorder komen cyclamen en roode anemonen
veel voor. In bet droge jaargetijde vindt men geen
bloemen, dan waar dezen water wordt gegeven.
Fauna.
Wilde dieren komen slecbts weinig voor; in
Ghor nog wilde zwijnen en enkele wolven en vossen.
Talrijk zijn jakbalzen. Gazellen en steenbokken (aan
de Doode Zee) zijn zeldzaam. Hyena’s en panters zoo
goed als verdwenen.
Als huisdieren: schapen, geiten, rundvee, paarden
en kameelen, ezels, muildieren en kippen.
Vleermuizen, bazen, muizen en sprinkbanen
komen veel voor.
Vogels zijn in vele soorten in bet wild: ooievaars,
kraanvogels, duiven, eenden, de nachtegaal, („Bulbul”
genaamd in Palestina). Poofvogels, adelaars, gieren
en raven.
Slangen komen voor, 00k scbildpadden en bage-
dissen.Z
eeviscb wordt bij Jaffa, zoetwaterviscb in den
Jordaan en in bet meer van Tiberias gevangen.
Bijen komen voor, zoowel in korven als in het
wild.
Waterrijkdom.
Algemeen is de meening verbreid, dat Palestina
gebrek aan water beeft. Zoo algemeen gezegd, is deze
bewering onjuist. Meer dan 2/3 van bet land beeft
zooveel neerslag als de landen der gematigde zöne,
doch de verdeeling is eene andere.
Slecbts hetzuidelijke, aan Egypte grenzende deel,
behoort tot de regenarme streken, evenzoo bet uiterste
oosten van bet land. Tocb zou de natuurlijke neerval,
als ze opgevangen en bewaard wordt, veroorlooven,
dat een zeker deel van deze droge districten intensiever
gebruikt kan worden, terwijl bet overige extensief,
door beweiding en korenbouw, nuttig gemaakt kan
worden. Ook in de waterrijke gedeelten van Palestina
gaan gedurende den regentijd groote boeveelbeden
water verloren, deels in de zee, deels door dat deze
in de kalksteenen, waaruit de bodem bestaat, verdwijnen.
Het bewaren dezer waterhoeveelheid is eene vraag
der tecbniek, die in de meeste gevallen licht is op
te lossen. De aanleg van dämmen, de oude water-
bakken en resten van kanalen bewijzen, dat ook in de
oude tijden zeer veel opmerkzaamheid werd besteed
aan bet watervraagstuk en ook toen bet water uit
waterrijke streken door kanalen vaak vele mijlen ver
naar waterarme plaatsen werd geleid.
Veel gemakkelijker kan waarschijnlijk nu door
de moderne technische hulpmiddelen de vraag worden
opgelost, boe bet water te bewaren. Op vele plaatsen
kan men door boringen het beneden-grondwater