
handel, met Damaskus verbonden door een
druk beganen weg, waaraan ook Emesa (Horns) en
Epiphania (Hamab) lagen, was het uitgangspunt der
karavaantocbten.
Ten zuiden van deze stad in Muzerib (El m’zerib)
vonden jaarlijks groote missen plaats. Tripolis met
zijne gemengde bevolking dreef levendigen handel,
en in zijn zeer goede haven vonden vele schepen
ruimte en veiligheid. De staat Jeruzalem speelde
eene groote rol in het ruil- en transitoverkeer.
In Akka werd op de markt aangevoerd: rhabar-
ber, muskus, peper, kaneel, muscaatnoten, nagelkruid,
aloehout, kamfer, ivoor, wierook en dadels.
Akka was de meest beteekenende der zeesteden,
dan volgde Tyrus. Beirut was veel kleiner, 6 6k
Haifa.
Jaffa was meer pelgrimshaven dan handelshaven.
Askalon dreef een levendigen handel.
De kruisvaardersstaten leverden zoowel natuur-
producten als voorwerpen van nijverheid. Zuid-
vruchten, wijn, olijven, rietsuiker, katoen, zij den stoffen
werden uitgevoerd. Zijdeweverijen bestonden vooral
in Antochia, Tripolis en Tyrus. In Tripolis moet het
aantal wevers toen reeds meer dan 4000 hebben
bedragen.
Tyrus maakte vooral kostbare witte stoffen.
Tijdens het Latijnsche keizerijk dreven de
Mohammedaansche bewoners van Klein-Azie, Syrie
en Mesopotamie met de bewoners van Zuid-Rusland
een uitgebreiden go ederenhandel. In de 2e eeuw van
het bestaan der kruisvaardersstaten hadden de handels-
plaatsen zieh reeds tot staten in den staat ontwikkeld.
Bijna het geheele handelsverkeer had zieh geconcen-
treerd in Akka, daarnaast nam Tyrus de tweede
plaats in. In het jaar 1222 werd Beirut door de
Genueezen to t hunne hoofd-stapelplaats verheven.
Reeds te voren, in 1192, waren de Handels-koloniön
der Italiaansche steden tot eene eenheid onder een
Bailo, (Bajulus Syriae) tezamen gevoegd. De Bailo
van Venetiö heette ook Bajulus in tota terra Syriae
super Yenetos. Hij woonde in Akka.
Het recht van eigen rechtsspraak werd natuurlyk
in de handelsrepublieken onbekrompen uitgeoefend.
Langzamerhand kwamen deze republiekjes in yerval,
waartoe de onderlinge naijver het meest bijdroeg.
Uit die onderlinge veeten ontstond in 1255 een groote
oorlog, die geheel Syrie meesleepte.
De Genueezen gaven hunne nederzetting m
Akka spoedig op en gingen naar Tyrus. Tu 12y
viel dan ook Akka in de handen van de iurken.
Daardoor werden de kruisvaardersstaten nu gedwongen,
met de Türken verdragen te sluiten om hunnen handel
te kunnen voortzetten. Deze verdragen noemen als
importartikelen: paarlen, edelsteenen, zilver, koper,
wollen goederen. Als uitvoerartikelen: katoen, die in
Syriö zelfs rijkelijk groeide1), specerijen, zijden en
linnen stoffen.
Tegen het einde der 13e eeuw kwam de Lievant-
handel tot nieuwen bloei. De Venetiers probeerden
weer in Syrie vasten voet te krijgen en langzamerhand
begon de handel van ’t Westen weer in
verbinding te komen met Syrie, waarvan het politieke
zwaartepunt toen in Safed lag.
Tegen het einde der middeleeuwen nam het
verkeer nog grootere vlucht. In Damaskus waren
bloeiende industrieen: bakkerijen, distilleerderijen,
glasblazerijen, zijdeweverijen, katoen- en linnen-
weverijen vond men er, evenals metaalbewerking.
Aleppo bracht zijde, edelgesteenten en specerijen.
Tripolis, Beirut en Tyrus suiker, katoen en potasch.
Reeds toen werd uitgevoerd: aluin, aloe, aloehout,
ambra, balsem, bonzoe, brazielhout, Custuswortel
(geneesmiddel), edelgesteenten, galnooten, indigo, kamfer,
kermes (verfs tof) koralen, hars, mastix, muskus,
mumia (bergteer), muscaatnoten, peper, rhabarber,
safraan, sandelhout, traganth (gummi), tuttia (zinkerts)