
Simon bar Jocha'i, de vermeende schrijver van het
Kabbalistische „Zohar”-boek, begraven. Daarheen gaan
op 18 Ijar (Lag-laömer) tallooze Joden om eene bede-
vaart te houden.
Ambachtschool met 10 leerlingen, jongensschool
met 98, meisjesschool met 250 leerlingen.
TlBEBIAS 7500 inwoners, van wie 5000 Joden,
die armoedig leven. Tiberias was eens een der
beroemdste plaatsen van Palestina door de Rabbijnen-
scholen. ’t Graf van Maimonides ligt in de nabijheid.
"Warme bronnen, ambachtschool met slechts 6 leerlingen
(volgens verslag Alliance 1905). Meisjesschool
met 320, jongenschool met 144 leerlingen.
Van Haifa kan men in 5 uur sporen naar Samach
aan het meer van Tiberias komen, vandaar komt men
in een nur in Tiberias.
BETHLEHEM, 8000 inwoners, uitsluitend Christenen,
ligt 1 nur ten Z. van Jeruzalem. Graf van Rachel. 1 /2
nur vorder znidelijk zijn de Salomonietische vijvers.
N a bu lu s (Sichern) 24,000 inwoners (170 Sama-
ritanen.) S am a b ia , nu het dorpje Sebastye, was eens
de residentie van de Köningen van Israel.
D schenin 15000 inwoners.
ASKALON, kleine plants aan zee.
A k k a , havenplaats aan de Middellandsche zee.
NAZABETH 10000 inwoners.
S c h e fa A m b 2700 inwoners.
E l -Sa lt de hoofdstad van ’t Oost-Jordaanland
heeft 8000 inwoners en is bekend als de rozijnenstad.
Kleinere plaatsen zijn: RAMLEH, aan de Jaffa-
Jeruzalemlijn. RAMAH. JEBICHO ligt B1/* uur
rijdens van Jeruzalem, 1 nur van den Jordaan-
mond, aan de noordzijde van de Doode Zee. Jericho
is nu een klein dorp.
LYDDA, met oliemolen van Willebuschewitch
en d e Nationaalschool van Beikind. B e e b -Se b a in
’t Zuiden.
Kandel.
H a n d e l sg e s c h ie d e n is va n P a l e s t in a e n S y e i E.
(Naar Dr. F. Pinkus.)
Reeds vöör het begin der kruistochten bestond
er een levendig verkeer tusschen Palestina, Syriö en
het Westen. Pelgrimstochten gingen van Europa
naar Jeruzalem en brachten een bloeiend handelsver-
keer mede. Ook in het land zelf was het verkeer
levendig.
Het grootste gedeelte der Arabische pelgnms
ging toen naar Damaskus, dat de hoofdstad van
Middel-Syrie was.
Reeds in 969 werd er met de Grieken een soort
van handelsverdrag gesloten, waarbij bepaald werd,
dat de Grieken in ’t gebied van Habb in Noord-Syrie
handel mochten drijven. Ook bepalingen omtrent
de tienden van goederen zijn in dit verdrag opge-
nomen.
Joodsche kooplieden bezochten het land even
druk als de Grieken. Na de verovering door de
kruisvaarders werden handelskolonien längs de geheele
Syrische kust aangelegd.
In den zomer van het jaar 1100 waren de Venetiers
met eene vloot van ongeveer 200 schepen in
Palestina geland; de Genueezen volgden spoedig.
Na 1101 werd Arsof en Caesera, in 1104 Akka veroverd.
In de laatste stad kregen de Genueezen 1/3 van de
opbrengst van alle haventollen, zij zelf genoten
bovendien vrijdom van toi, een privilegie dat later
uitgebreid werd tot de familie Gaudolfus uit Pisa.
Tri het verdrag van 1123, dat de Doge van
Yenetie met den vorst van h et koninkrijk Jeruzalem
sloot, werd bepaald, dat in wijken der kolonies
in de havensteden alle nationaliteiten vrij en bij
elkander mochten wonen.
Om deze wijken, die eene gansche handelsstad
vormden, lagen aanzienlijke landerijen, welke in hun
bezit waren. Die handelssteden waren noch leen-,
noch schatplichtig aan de kruisvaardersstaten. Zij
stonden zelfs door hunne verordeningen scherp tegen-
over deze feodale staatjes en hadden ook eigen rechtbanken,
die samengesteld werden uit de ingezetenen
van dezelfde nationaliteit. Deze handels-centra werden
de zetel van den Levanthandel.
Aleppo, toen de hoofdplaats van den zijde