zijne Recherches sur les ossemens fossiles de PEIe/ant
afgebeeld, welke blijkbaar van olijfanten z i j n , die hunne
tweede kiezen hadden, en dus niet geheel volwasfcn
waren.
Om een iegelijk, die vervolgens dezen ouden olijfantskop
in het Naturalien-kabinet der Maatfchappij zal befchouwen,
gelegenheid te geven , zich van het aanmerkelijk
onderfcheid tusfchen dezen en den Aziatifchen olijfant
gereedelijk te overtuigen, heb ik aldaar een naauwkeurig
afgietfel van een' volwaslen Aziatifchen olijfantskop
naast den ouden kop geplaatst ( * ) , als ook eene kies
van een' Afrikaanfchen o l i j f a n t , welker zamenttel van dat
van den ouden Aziatifchen olijfant zeer verfchilt. Wie
dezelve met elkander zal vergeleken hebben , zal er dan
voortaan wel niet meer aan kunnen twijfelen, dat deze
kop van eene i'oort van olijfanten i s , welke zich zeer
duidelijk enderfcheidt van de twee thans alleen bekende
foorten , die in Afrika en Azië wonen.
Daar men nu van de Aziatifche en Afrikaanfcbe olijfanten
nog nergens kenbare beenderen gevonden heeft,
en men , daarenboven, beenderen van die olijfanten, die
alleen aan de li eet (te luchtitreken eigen z i j n , in de koude
gewesten niet verwachten kan, zoo lijdt het geen5
twijc
») Dit is een afgietfel van den volwasfen Aziatifchen olijfantskop
, welke voorheen in de verzameling voor vergelijkende ontleedkunde
van den beroemden PETRUS CAMPER was, welke verzameling
op last van Z. M. voor de Akademie te Groningen gekocht is.
De Hoogleeraar in de Ontleedkunde, G. BAKKÉR, te Gronings,,,
lijjeft dit naauwkeurig afgietfel aldaar, onder zijn opzigt, ter voldoening
aan mijn verzoek, luten vervaardigen.
t w i j f e l , of alle de olijfantsbeenderen, die men tot nu
toe in Nederland uit den grond of aan de oevers van
de rivieren heeft zien voor den dag gebragt, zullen
wel van den ouden olijfant z i j n , dien men, vermits derzelver
beenderen in de grootlte menigte in Siberië gevonden
worden , den Siberilchen olijfant genaamd heeft.
BLUMENBACH heeft aan denzelven den bijnaam pnmgf
nius (eerstgeboren) gegeven.
Men heeft federt lang, op veelvuldige plaatfen, groote
en zware beenderen uit den Nederlandfchen bodem zien
voor den dag brengen, die, hoogst waarfchijnlijk, alle
van dezen ouden olijfant afkomltig zijn. v. F. PLEMPIUS
verhaalt, dat men, in het jaar i ó a 9 , te Amfterdam
heeft laten zien een zeer groot en dik dijebeen,
hebbende de lengte van twee ellen min en wegende
57 ponden, hetwelk de visfehers in den IJsfel,b\] Doesburg,
gevonden hadden ( * ) . PICARDT z e g t , in zijn
Chronycxken der Stad Koevorden , dat, in Julij 1650,
aan hem binnen Koevorden vertoond is een olifantstand,
i , fpannen l a n g , gevonden in de aarde en het z a n d,
tusfchen Koevorden en den Ilardenberg, (f). LULOFS
verhaalt, dat hij bezat eene olijfantskies, z.ttende
i „ een (tuk van het kakebeen , hetwelk men in het jaar
1738 gevonden heeft, niet verre van den I J s f e l , bij Zutphen,
in blaauwe klei, ter diepte van 8 voeten, en dat
men, omtrent ter zelfder tijd, bij Borkulo, niet ver
van Zutphcn, nevens twee groote haaitanden-en fchelpen
( * ) In zij.ie bijvocgfcls op dc Anatomie van CAEROLIUS, b!. 70.
( + ) PiCARi), Antiquiteiten van Drailks, bl.
R 4