van F AL LAS , vindt men er die beenderen zeer algemeen
op zandige hoogten, nabij den Wol ga, en aan de oevers
van bijna alle de groote rivieren, meestal verftrooid; op
eenige plaatfen echter in groote menigte bij elkander (*).
Van deze overblijffels der olijfanten in Siberië zijn de
tanden en kiezen het best en het meest bewaard gebleven
( I ; . Men vindt er de olifantstanden, die een zeer
goed ivoor uitleveren, in zulk eene menigte, dat dit
ivoor zelfs voor eenige plaatfen van Siberië een' voorname
tak van koophandel uitmaakt (§).
Dat
( * ) Daar i s , zegt PALLAS, in geheel Aziatisch Rusland geen
ftroom of rivier, aan welker oevers geene beenderen van olijfanten
gevonden worden. Nol i Comment. Petrop. Tom. X V l l , p. 576 eet.
Dr. TILESIUS zegt hiervan het volgende: „ Offchoon men, federt
, , eene lange reeks van jaren, vele duizende ivoortanden heeft
, verkregen, worden zij echter nog in groQten getale verzameld,
, op de banken van de groote rivieren van het Rusfifche R i j k , en
„ meer bijzonderlijk op die van het verst afgelegene of noordelykfle
, , gedeelte van Siberië. Zij zijn het meest overvloedig op de haicho-
„ y/««-EUaodcn en aan de ftranden van de IJszee. Bij het graven
„ ter vinding van wellen, of tot het leggen van fondamenten van
„ gebouwen, worden overal g<;heele geraamten van olifanten ge-
, , vonden, welke in den bevrozen grond van dat land zeer wel be-
, , waard zijn gebleven. De bewijzen van de gevondene olijfants.-
beenderen in de gemelde ftreken, en van derzeVver groot aantal,
, , zijn, door de Rusfifche veizvgsrs, zoo menigvuldig gegeven, dat
„ men gewisfelijk mag beweren, dat het getal dei thans levende
, , olijfanten veel geringer zal z i j n , dan het getal der genen, waar-
, , van de beenderen in Siberië gevonden worden.1 ' Zie Dr. TILESIUS,
on the Mammoutli or fossil Elephaut, found in ihe ice, ai
the mouth of the rivir Lena in Siberia, London 1819; vertaald uit
de Mémoires de VAcadémie Impériale des Sciences de Péters.-
iourg, Tom. Vme.
( t ) Ibid. d. 576, 579.
. § j Meest yindt men dat ivoor aan de oevers van de rivieren,
wan-
Dat die olijfanten ook op den voormalige» Engelfchen
bodem menigvuldig gewoond hebben, getuigt de zeer
groote menigte beenderen en tanden, die men er aantreft.
Langs de geheele vallei, waardoor de Theems loopt,
heeft men die beenderen gevonden , in de meeste plaatfen
, waar men, tot het leggen van fondamenten van gebouwen
, of tot andere oogmerken, op eene aanmerkelijke
diepte gegraven heelt; als, namelijk, op het eiland
Sheppy , te Ley/esham , Londen , Brentford , Kew ,
Ilurley , Botton, Warburton, Dorchester, Abingdon
en Oxford; te Londen vond men dezelve , volgens de daarvan
voorhanden zijnde berigten en aanteekeningen, in de
Philofophieal Transactions en elders te vinden , bij het
graven tot het leggen van fondamenten, op bijkans ontelbaar
vele plaatfen, ter diepte van 12 tot 20 voeten.
Nabij de Engelfche kust, te Walton, bij Ilarwieh,
zijn de olijfantstanden en beenderen in groote menigte
ontdekt, in eene vaste kleilaag, tusfehen hoog- en laag
waterpeil gelegen. Zij liggen aldaar vermengd met de
tanden , beenderen en hoornen van elanden, herten , rivierpaarden
en andere dieren, die gelijktijdig aldaar zullen
beftaan hebben. Ook in Schotland en Ierland heeft
men van die oude bewoneren van den Britfchen grond
de beenderen op verfcheiden plaatfen waargenomen (*>
Men vindt wijders de beenderen van deze oude foort
van olijfanten over den vorigen bodem van geheel Europa,
in groote menigte verfpreid. BLUMENBACH verzekert
,
wanneer, bij de ontdooijing van dezelve, door het kruijen van het
i j s , brokken van de oevers worden afgefchuurd, of eene laag van
den grond der oevers wordt weggefpoeld.
( * ) BUCKLAND, Reliquiae Diluvianae, 2de ed. London 1824.