pen, eenige groote beenderen heeft gevonden, doch die,
door de onachtzaamheid der werklieden , verworpen
zijn (*).
Nabij het dorp Hedel, in den Bommelenvaard, vond
men, na eene dijksdoorbraak in Februarij 1757, in het
zand, hetgeen uit den grond, door het inftortende water,
was ultgefpoeld, en zich over het land verfpreid had,
een been, van 41 Rijnlandfèhe duimen langte, en 40
pond zwaar, hetgeen door p. CAMPER voor het regter
dijebeen van een' jongen olijfant is erkend; als ook een
wervelbeen van hetzelfde dier ( t>
In het jaar 1766 vond men, nabij het dorp Maren,
aan den zuidelijken oever der Maas gelegen , een' grootcn
kop, die door flootgravers was opgeworpen. De
lompe vinder van dit (tuk vond ongelukkig een' grooten
fteen daarbij liggen, dien hij voor een' hamer gebruikte
, om dezen kop te vermorzelen, en daarvan de
kiezen, met het gedeelte der kaak, waarin zij zaten,
mede te nemen. P. CAMPER dit ftuk voor zijne verzameling
van opgedolven beenderen verkregen hebbende,
lieeft hetzelve befchreven en afgebeeld in de Verhandelingen
der Holl. Maatfchappij, XXIII deel, bl. 53—62.
Nabij dezelfde plaats i s , in 1769 , een regter heupbeen
van een' olijfant gevonden, waarvan door p. CAMPER ,
in hetzelfde deel, eene afbeelding is gegeven. Men
vindt daarbij nog aangeteekend, dat nabij dezelfde plaats,
\n het begin der voorgaande eeuw, een zeer groot lchouder
( * ) Befchouwing Aardkloots, § 43°-
( t ) Verhandelingen van de Iloll. Maatfchappij, XlIIe Deel, bl,
379J vergeleken met XX111 D . , bl. 61.
derblad is opgehaald, hoogst w a a r f c h i j n l i j k van een' olijfant
(bl. 6a).
In 's Rijks Mufeum te Leyden is een groot bekken
van een' olijfant, hetgeen, volgens het bijfchrift, op
hetzelve gehecht, gevonden is door den landmeter BEIJERINCK
, in de Over-Betuwe, na de doorbraak van den
Waaldijk, bij Loenen, in Maart 1809. Dit bekken is
in twee [hikken gebroken; het grootfte Huk is door den
Heer CUVIER , in 1811 in Holland zijnde, afgeteekend,
toen hetzelve was in het Naturalien-kabinet, door den
Koning van Holland, LOUIS BONAPARTE, aangevangen ,
en onder de directie van Profesfor REINWARDT gefield. Hetzelve
is a f g e b e e l d in C U V I E R ' S Recherches sur les Qsscmens
/os si les, PI. X , fig.i. Het andere ftuk is naderhand gevonden
nabij de doorbraak van den Waaldijk , bij Loe-
«en, en is dat zelfde ftuk , waarvan CUVIER op bl. 118
fireekt, volgens een berigt in den Montuur van 16
April 1809 geplaatst. Bij het zamenftellen van dit bekken
bevond ik hetzelve uitwendig breed te zijn 61 duimen.
Van binnen is de breedte van dit bekken 21 duimen
, de diepte tusfehen de osfa pubis en het os fecrum
15 duimen, de lengte van de osfa pubis 22 duimen
Rijnl. maat Hierbij ligt ook aldaar het bovengedeelte
van een dijebeen, gelijktijdig nabij dezelfde plaats gevon^
den, als ook eene olijfantskies , bij de doorbraak van den
Waaldijk, bij Weurt, in 1805, aan den dag gebragt.
Nog vindt men door G. VAN HASSGLT , in zijne Bijdragen
voor den Burg bij Nijmegen, Arnhem 1805,
een uittrekfel, gegeven uit een' brief van den Advokaat
J . SCHONK, te Thiel, waarin is aangeteekend, dat men,
na de doorbraak bij Weurt, in 1799 , ook aldaar eene
R 5 o1' -