Cu VIER beweerde dus, dat die oude olijfant, waarvan
men dc beenderen in zeer vele noordelijke (treken des
aardkloots verfpreid vindt, voor eene eigenaardige foort
behoort gehouden te worden.
CUVIER deelde den uitflag zijner nafporingen omtrent
dit onderwerp het eerst mede aan het Franfche Inftituut
van Wetenfcltnppen, in Januarij 1796. De vergelijking
der teekening van een' Siberifchen olijfantskop, door den
Deenfchen geleerden MESSERSCHMIDT gegeven, en in de
Philofophical Transactions, vol. XL, 11". 446, pl. I
en I I , medegedeeld, met eenen Aziatifchen olijfantskop
te Parijs, gaf aan CUVIER de gelegenheid tot de
eerfte ontdekking der kenmerken, welke den voorheen beftaan
hebbenden olijfant van den thans beftaanden Aziatifchen
onderfcheiden. Deze kenmerken vond hij vervolgens
volkomen dezelfde te zijn in eene teekening van
een' anderen olijfantskop, uit Siberië in het Naturalienkabinet
van de Keizerlijke Akademie der Wetenfchappen
te Petersburg overgebragt, welke teekening hem, op
zijn verzoek, door die Akademie is gezonden.
Daar er te Parijs geen kop der in de koude ftreken
gewoond hebbende olijfanten voorhanden was , kon CUVIER
alleen door naauwkeurige teekeningen zich van
de waarheid zijner ontdekking overtuigen: hij vond dezelve
naderhand bevestigd door de befchouwing van den
ouden olijfantskop te Florence, in de naburige vallei
van den Arno gevonden, voorheen behoorende aan den
beroemden FONTANA, en nu aan den Graaf VALSAMACH1.
Thans in de gelegenheid zijnde diezelfde kenmerken,
waardoor CUVIER den voorheen beftaan hebbenden olijfant
fant van den tegenwoordigen Aziatifchen onderfcheiden
heeft, ten duidelijkfte aan te toonen in eenen, uit den
Nederlandfchen grond voor den dag gebragten , olijfantskop
, welken ik, onlangs , voor het Naturalien-kabinec
van de Hollandfche Maatfchappij verkregen heb, acht
ik het, ter meerdere verbreiding en bevestiging van de
gemelde ontdekking, der moeite waardig van dezen kop
eene naauwkeurige befchrijving en afteekeningen te
geven.
Deze oude olijfantskop is in Januarij i8ao uit den
grond aan het licht gebragt, bij -eene doorbraak van den
Lingedijk, bij Lhukelum, waarbij het inftortende water
een' kuil van 60 voeten diepte veroorzaakte; uit dezen kuil
werd de kop, waarvan ik hier de afteekening geef op Pl. I,
uitgefpoeld. Zoodra dit bekend werd, haastte ik mij
denzelven te gaan befchouwen. Het bleek mij aanftonds
dat in dezen kop juist dat gedeelte, waardoor de oude.
olijfantskop van den Aziatifchen ten duidelijkfte te onderfcheiden
is, bijzonder wel is bewaard gebleven, en
daar dat gedeelte bij meest alle tot nu toe in Europa
gevondene gedeelten van koppen van den ouden olijfant
ontbreekt, achtte ik het van belang, dit zeldzame en leerrijke
ituk te bekomen (*).
In
Dit echter was, kort nadat liet gevonden werd, onverkrijgbaar,
daar er twist ontftond tusfehen den eigenaar van liet land,
waarop het ftuk gevonden is , en den vinder, aan wien van hen beiden
het eigendom van dit ftuk behoorde te worden toegekend; welke
zaak eerst in liet begin van 1824. M e c n regtsgeding, door de
Regtbank van Gorkum beflist i s ; zijnde door denzelven dit (tuk aan
den eigenaar FRANS VAN WILGEN toegekend, van wien ik hetzelve
voor het Naturalien-kabinet der Maatfchappij gekocht heb.
R 2