
In’t jaar
1657;
Calamatta's'flegte
flaat op
Macaflar.
Kimelahà
Hau met
ons be-
vredigi
Komt
met een
groote
itoet by
ons.
M O m k
aanhaög üitgeiöhdeit * die nog dfefligett 1
tyd daar tegen fpartelden, op hope van
döor den Prihs Calamatta ofttzbt te Wor-
dSh , gelyk hy hen , en öök die van
fiberb, belbofthadj maardeii iydeh January
in ’t jaär i6f7* hobrde men, dat
hy wel op Mafcaflar gekoraen, en met
Madjtra daar aangeläfidt, öiaar by dat
Hof ganfch met aarigenaam, en ’er bok
tüflchen hem, bn Madjtra, een doode-
lyke haat getezen was, vermits hy eenen
Läbodi, zynen neve en halVen broeder,
had doen verworgen j een daäd, zeer
hoog by ’t Hof van Macaflaf opgeno-
men, waar over Madjtra hem de dood
gezworen, en zieh t’eeneinaal van hfefcn
op dat land verWeidert had.
Ook namen Zyn zaakeh op Boero een
keer: want de Ivimelaha’s Hafi, en 7/Vo,
metter tyd daar töt het üitetfte gfcbragt
zynde, eh Ziende, dat ook die van Cajeli
hieh verlaten hadden, zonden twee Hoof-
den des lands na het eiland Manipa, en
lieten den Sehgadji CowaJJa vriendelyk
verzoeken , o f hy by den Landvoogd
voor hen ipreken, en be werken wilde,
dat zy in geftade inbgtcn aangehoftien
wo'rdeh.: Hy fiatn dat aa n j eh beWerkte
het zelye by den Heer Huftaarivolkomen
voor hen j dog uit vreeze dorften zy in
’t eerft nog niet afkomen, *t geen egter
eindelyk den zdeh Oftober van Haß äl-
leen in gezelichap van een aanzienely-
ken ftoet Boeroneezen, namelyk, den
Sengadji van Roemah Ite, den Orang-
kaja Van Cajeli', Towail, den Pati, of
Grave van flat-, Tagalrffa van Leliäli,
dfen Orangkaja Pällcmätta, en den be-
middelaar-, CM f fa , gefchiedde *, waar
öp zy den 4-deu dier maand uit name der
E. Maatfchappy, en van den Koning
Mandarsjah, volkomene vergiffenis van
hunnen afval op dfeze Vobrwaarden ver-
WierVeh:
•v Vbbir feefft ■, dat ¿y Mandatsföh Vbbr
hunnen wattigen Koning fchkenden, en
tT'otivi z’frbdren.
Ten anderen , dat zy met geen andere
Vorften tegen hem verbohden fihedeft,
o f met geen Volkeren, tot zyn o f ons
nad'eel, hahdelein, eh al zyne onderdaaneh
den Ambonfchen Landvobgd als ’s Rö-
niögs Stadhouder erkennen zöüden, in
hobdanig een geval 'dan die Heer hen in
hunnen Godsdiehft alle ruft bezorgen
zöude. Ten derdeh, mits dat zy ook de
verdere wederipann'elitmen, uit kragte
van dit verbond, moeften helpen onder
onze magt brengeh.
Ten vierden, dat zy.ook ai de dotpen
op de ftrand van Cajeli moeften plaat-
Zen, al waar men tot hunfie befcherming
ook een vefting, en eenige Hbllancters,
leggen zou.
Ten vyfden, namen zy 00k aän, al de
Nagehboomen op Boero uit te roejen,
en noit ändere aan te planten.'
Ten zesden, beloofde de Orangkaja ’is
(even als die van Hitoe) vier leden uit
het midden van hun, met vrbuweh, en
hinderen, over te zullen zehdehj om
aan de hoofd-vefting Viftoria een half
jaar te V/oonen, en daar na van tyd tot
tyd om ’t half jaar door vier ändere ver-
vangen te werden j welke vborwäarden
de middelfte broeder van Haft, de 7*ee-
•üöogd genaamt, onder de vier eerfte mede
beveftigeh quam. Hoewel haar Edel-
heden, nog läng däar na altyd voor hun
trouw bedugt, by haar fehryven van deh
l8fteh February in ’t jaar 1673. expres
beläftten aan die van Amboinä-, by de
mihfte vetwarring van tyden op Kime-
laha Hafi, en zyn twee broeders» wel te
letten.
De Kimelaha 7/Vo bleef nog te Lucie-
la Zieh verborgen houden, zyn ’s Rollings
toorn nog te veel vreezende.
Omtrent het midden van Oftober
quam öök de jongfte bröeder vM» Kime-
laha Häfi, Binigafari genaamt, af, die
iöede in genade aartgenomen wierd,
mits belofte van tjeti Kimelaha Ttco die
zieh hog in de boiFcheh, en ft'ruellen,
omtrefit Lueiela ophielü, te helpen vair-
genj gelyk men htm ook eindelyk in ’t
läatft Vän die ihaahd met zyn vrbüw, eh
kinderen, gevangen kreeg , en den iftfcn
November hem na de hoofd-vefting,
van daar den ajdeh December na Banda,
en zö verder fta Batavia gezonden heeft.
Den iften Juny in ’t jaar verieheen
de Heer, Simon Cos * vöor een
fpring-tögt üit Ternate in Amboina , om
met deri Heer Huftaart over eenige zaaken
van gewigt te fpreeken | en vertrok den
ijdeii July met twaalf Fluiten, en een
Sloep webr derwaarts.
By ’t aanwezen van den Heer Cos in
Ternate,, eh Van deh Gevoi magtigden
tot Macaftär-, den 'Heer Pieter de Bittet,
in ’t jaar 1660, o f in ’t jaar i<S(5 r ,
fehynt Koning Mandatsjab op Macaftar
mede geweeft te zyn, om 't verbond met
den Roning van Macaffär, in opzigt 'van
’t ryk van Böeton, en te gelyk ook
tüflchen den Kofiihg Van Boeton, en de
E. Mäatfchappy, teh overftaan van zyn
Hbögheit, en den Heer Zeevoogd Kor*
nelis Speelman in ’t jaar 1661. te helpen
beveftigen.
Het jaar daar na, o f in ’t jaar,i6 5 z ,
vertrok de Heer Cos uit Ternate ha Amboina,
om daar Ländvoogd te zyn, be-
halven dat hy ook als Gevolmagtigde
over de drie Oofterfche Landvöogdyen
aangefteld was; en wierd in de Moluc-
cos den zyften Mai doör den Heer,
Antoni
Tico gevangen
,
en na
Batavia
In ’t jaar
1659.
In *t jaar
1660.
Mandarsjah
op Macaffar.
In ’t jaar
1662.
Van
Voorft,'
vyftiende
Landvoogd
der Mo-'
Inccos.
K Ni
In’t jaar
1663.
De Kafti-
liaanen
vertrek-
ken uit
de Mo-
luccos.
Antoni van Voor f t , met den Titel van
Bevelhebber, als vyftiende Landvoogd,
vervangen.
Den zden Mai in ’t jaar 1663. zyn de.
Kaftiiiaancn, o f Spanjaarts, onder hunnen
In ’t jaar
1664.
Hunne
fterktens ,
ter neder
geworpen.
Landvoogd van Gamma Lamma,
Don Francifco de Attienfo, üit dieftad,
met al hunnen omflag, opgebroken, en
met twaalf Jonken, een Gàlei, én een
kleender vaartuig, na Manilha vertrok-
ken, zonder dat zy eenig teeken van ’t
langer te willen bezetten, daar gelaten
hebben. Vati dit opbreken kon men
geen andere reden bedenken, dan dat
u y , geen voordeelen daar meer trekkdn-
d e , de te groote ònkóften, daar op
loopende, niet langer hebben können, o f
willen dragen.
In ’t jaar 1664.. begon ’t volk des
Konings, en der E. Maatfchäppy, al de
werken der Kaftiliaanen, om en by
Gamma Lamma, mitsgaders die ftad,
en fterkten, Calamatta, Santa Lucia, en
Dön Giela, Zodanig omverre te werpen,
dat ’er maar pas de naamen van over ge-
bleven, en ’er niet anders, dan dik-
bewalfene hoogten, van te vinden zyn,
waar voor zy ariehonderd Ryksdaalders
gekregen hebben. Ook had de Koning
Van Tidore, Saifoedin, op verzöek van
den Heer van Voor ft met zynen Raad,
cn op belofte , vàn däar driehonderd
Ryksdaalders voor te zullen genieten ,
aangenomen, alle de veftingen op dat
fand (vermits alle de Kaftiliaanen vah
daar voorleden jaar vertrokken waren)
mede te doen flegten, van de welke hy
’Cr egtér geen, dan alleen Romi, omverre
geworpen heeft 5 verzoekeiide van
haar Edelheden op Batavia, dat hy de
vefting Tahocla tot zyn Hof, en verblyf*
plaats, hebben mögt.
In opzigt van den Koning Mandat sj ah
was met den Koning van Macaflar in ’t
jaar 1660. wel bedongen, dat hy Boeton
wedr aan de Kroon van Ternate moeft
overgevenj dog daar quam niet van,
voor dat de Heer Gezant, Pieter de Bit-
ter, in ’t jaar 166f . daar de tweedemaal
verfchfien, op welke tyd ook de over-
gave daar van gedaan is. In dit zelve
jaar kreeg men in Holland tyding, dat
de Prins Calamatta, op Macaflar wohnende,
na Engeland gelchreven had, om
hen aan te zetten tot zekeren aanflag op
Ceram, een zaak, door eenen Vincent
Vette, in Engelfchen dienft, ontdekt j
weshalven men Calamatta zou zien gevangen
te krygen.
Naderhand maakte de Macaflaar, o f
gaf ten minften voor, eenig regt op de
eilanden'Saleyer, en Pantsjano, te hebben
} al *t welk met den daar op gcvolg-
den oorlog nog al verder liep.
In ’t jaar 1666. Tchreven hare Edelheden
van Batavia aan den Ternataanlchen
Landvoogd, en den Raad, deft ipdcn January,
dat de Koning van Tidore, Sät-
In’t jaar
i66y. ;
Boeton
weér
onder
Ternate^
foedien, de vefting Tahoela maar tot zyn
gebruik, en Hof, houden kon, en dat
de regeering van Ternate dien Koning
niet meer tot het flegten van de veftingen
Romi, en Tsjobbe, behoefde aan
te zetten, maar dat zy die ter hoogte
van een halve mans lengte zouden laten
blyvenj dog dat zy hem, in de plaats
van de beloofde driehonderd, maar twee-
honderd Ryksdaalders geven zouden.
In ’t jaar
1666.
De
veiling
Tahoela
aan Sai-,
foedien
gefchon-
ken.
V I E R D E H O O F D S T U K .
MAndarsjah, en Saifbedien, geen vrienden. In V jaar 166y. De Koning van
Macaflar overvjomen, ftaat veel aan den Koning van Ternate af. Mandarsjah’s
trouw, in de Macaflaarfche oorlogen. Speelman ¿» Ternate. De Heer de Jong,
zeftiènde Landvoogd der Moluccos. In 't jaar 166p. Vrede tuffeben Temace, en
Tidore. De Heer V-erfpreet, zeventiende Landvoogd der Moluccos. Marfier,
Gezaghebber. In ’/ jaar 167a. De Heer Franks, agtiende L a n d v o o g d M o luccos.
Omftandig berigt, Koning Mandarsjah betreffende , uit twee brieven te zien.
Brief van den Heer Maatzuiker aan Koning Mandarsjah. Brief e/« Konings Mandarsjah
aan den Beer Maatzuiker. Brief van den Heer Franks, in H jaar 1673.
Mandarsjah ’s verzoek, omtrent de Hoewamoheleezenafgefiagen. Franks overleden.
In V jaar i6yy. Willem Korput negentiende Landvoogd der Moluccos. Dood van
Koning Mandarsjah. Kait&jili Sibori, of Amftcrdam, dertigfte Koning van Ternate.
Korput overleden, en de Heer de Gheyn, Gezaghebber. Harthouwer, alstwin-
tig ße Landvoogd der Moluccos overleden. De Gheyn volßrekt Gezaghebber. Koning
Amfterdam’s aart. Hoon, door Saifoedien bem aangedaan. Trowwt de Princes,
DainRooze, in 't jaar 1676. Scboon al getrouwt, en befiwangert. In V De
Heer Padbrugge, eenentwintigße Landvoogd der Moluccos. Leeft met hem eerft in
groote vrtendfihap. Koning Amfterdam ’s wreedheit omtrent zyn vrouwen. -Zyn lloed-
dorftiz befiuit. om alle de Holländers in Amboina te doen vemmden, in ’/ jaar idSo.
J J ’ s s 3 Het