
6 B E S C H R Y V I N G d i r
Sergeänt-Majoor op Batävih geweeft is)
en den Sergeant, Mdtihyr-Dogen ■) den
9 Oftober met eenPraeuw, o f Canotje,
verleid van vy f fwärte jongens , en eeriig
ander volk naar deZen berg, om naar nagel-
; boomen te zoekenj gevaren, en den 10
zo al verder dp Xoela Tacotni j vier
mylen benoorden ’t kafteel Orangie gelegen
, gekomen is, alwaar zy den elfden
der maant maar een nagel-boom, zoo dik
als een man in zyn middeh, dog zonder
vrugt , en daar na nog twaäl? ändere
gevonden , ' en ook omgekapt heb-
ben. Maar men kan dit niet netter dan
by-’t hier nevens-gaande berigt van Meindert
de Roy zelf opgeyen.
Berigt aan zyn Achtbaarheit den
EdelenHcer Joan Henrik cfhim, nvegens
het Opperdeel Van den tfernataanfchen
branddenden Berg, van Meindert de
Roy j Luitenant, zo als de Zelve van
hem bezogt en ondcrvonden is. .
» A dat ’er al veel nieuwsgietige
55 menichen, Zo Europianen als ln-
,, ladders, in onderlcheiden togten alle
,, bedenkkclyke moeiten hebben aange-
n wend ^ om r de öpeiiift'ge ties'Bergf/
,, welksinwendighcdenniet.dan in’t ver-
„ fchrikkelyk Element des vuursbeftaan,
,, en daar door uitgebraakt worden, te
„ zien, en door my ook al tot dien ein-
,, de van andere oorden des bergs ver-
„ geeflch bezocht zyn geweeft, zo heeft
j, nogtans niemand met alle bezinnelyke
„ moeitc en arbeid , zo verre kunnen
,, komen, dat hy daar van eenig befcheid
,, heeft kunnen geven.
,, Myn laatfte togt tot dien einde van
,, Gamma Lamma, zynde meeft van de
„ Zuid-Weftzyde des bergs , gedaan,
„ hebbe ik het aldaar, boven gekomen
, , wezende, dusdanig geichapen bevon-
,, den: na de bovendeelen des Bergs wel
55 overgezien en in opmerkinge genomen
„ te hebben, dat het van dien kant on-
„ mogelyk om daar by tedtomen was,
„ om dat , dewyl de opening des
,, bergs, boven aan de Noord-zyde is,
„ en wy op de Zuid-zyde des zelfs zyn-
„ de, van X af na W , S , en R : zo
„ verre wy deze ftrekkinge uitzien kon-
,, den , bevonden dat ze naar giszinge wel
,, zoo Roeden wyd was, en de ganfche op-
„ per-hoogte niet dan zeer digt, met zwaar
„ riet,alhier by de inwoonders Cannacanna
99 genaamt , bewaflen , wezende ook
„ nog daarenboven niet wyd van dien
„ heuvel X , alwaar wy ¡toenmaals lop
„ ftonden, en het geheele bovendeel ont-
„ dekten, een laagte T , daar w y ’t water
55 dat van de Noorder W , Ooftelyker
„ S , en Zuider deelen R quam aflopen
99 ftcrk hoorden ruiflchen, dewyl’t zeer
yeei geregent hadde, en de uitterlyke
bovendeelen des bergs, naar het middert
te zamen, en voort Weftelyk af-
zakkende, naa rT, zo moet dien vol1-
gens de waterlozinge, door langheit
des tyds, een dieptö maken , welker
gedruis wy als onder onzb • voeten,
noorden: niettegenftaande nogodkdat
het töenmaals regenagtig weder was,be-
halven andere ondoorgankelykheden,
die ons hadden mögen voorkomen,
zoüdemy, na zo veel moeite en arbeid
j niets weder hebben doen af-
trekken j indien men hadt mögen we-
ten j hoe nä by men j (na ’t dqdrbre-
ken der gedagte Cannacanna, däar ten
minftcn twee dagen zeer moeijelyke
arbeid aan zoude geweeft zyn);. dan
nog by ’t gadt mögt gekomeh Wezen ;
maardit|envoortsde fcherpekoude;des
nagts, het gebrek der boomen tot eenig
brand-hout,geen middel om de minfte
lyf-berginge fe maken, en ’t quade
weder, beletteh my, dit alles te:onder-
zocken , o f de berg van dien kant toe- o f
ontoegankclyk voor eenig menfch
mögt wezen, waarom ik het toen dnar
My*&&M9ctCiX l^en‘ blyven , honden-
de defpläats van daär als mede vän Ter-
lucco, wezende van de Ooft-Noord-
Ooftelyke zyde Q^, voor öntoeganke-
lyk,' van welke laatfte pläats opklimmende,
ik zyne Agtbaarheit,in’t be-
fchryven daar van, nict wil ophoud'en}
dewyl de onmogelykheit der toegan-
gen döor de klooven aan deNoord-zyde,
genoegzaam van benedcn^by klaar
weder , kunnen gezien en beipeurt
worden, als ook de groote wydte' die
'er van het opperdeel van boven '.Ter-
lucco tot den mond des uitbrakeriden
poel des vuurs is. *5- ^
„ Dir alles en meer andere oofdeh des
'“¿elven bergs, in opmerkinge by my
genomen zynde , hebbe] ik' zederdt
dien tydc , te onderzoeken , nog
eens van de Xoela Tacomi, wezende
aari de z^de van P , willen beftaan,
met een vaft vertrouwen, om van dien
kant ,met een ernftigen yverigen enge-
weldigen arbeid, boven alle gevaar, te
naderen om alzo een behoorlyk herigt
van een alzulk een zeltzaam wonder-
lyken werk Gods te doen, ’t welk ik
gelqof dat van geen menfchen o it, o f
zeer zelden, elders is gelchied.
„ Dit beftendige drooge weder heeft
dan myn begeerte wederom opge-
w e k t, cn my daar weder op den
io. dezer doen naderen, ha ik afvorens
eenige luiden opgemaäkt hadde f o m
my te vergezelfchappen, op dat ik
verlof tot voldoenihge van mynen hift
mogte krygen, ’t welk zyn'e Ägtb.
gedreven wordende door een Philozom
o L u c c o § .
' zophifche begeerte eh weet-luft; tot
, alle natuurlyke en feltzame dingen my
- met myn gezelfchap, te weten: Mat-
n thys Dogen, Reynhold Dagfleyn, Adfi-
, ftent, en Jacob Adamfe, foldaat, met
vy f johgens , volgens zyne gewoon-
M lyke beicheidenheit, belieft heeft in
„ te willigen.
„ Na dat ik dan des middags op den
,, tienden voornoemt , met een fchep-
,, ptaauw van Maleyen, na Xoela Ta-
J j comi aan de zyde van P , zynde N:
N. W . van de middelhoogte des bergs
„ gelegen, vertrokkeh was, en desavonts
„ aldaar aangekomen, en op ’t ftrandt
„ overnagt hadde , ben ik voort met
„ den volgenden morgenftond , neffens
„ de voornoemde penonen na de gele-
,, genheit des opper-deels des bergs eerft
„ wel naauw afgezien, en in opmerkin-
99 ge genomen te hebben, naar boven ge-
„ klommen, alvorens nog omtrent een
„ half uur gaans Weit- waart omtrekken-
8 de naar N , omonzen gang zodanig te
,, fchikken,dat wy aan’t Noord-Wefter
„ bovendeel des bergs, alwaar zieh twee
,, uitftrekkende heuvels C en D gemerkt ,
„ d’eenend’ander met Cannacanna bewaf-
■ „ fchen vertoonen,tuflchen beiden mogten
„ meer dan aan een klein fteentie ftiet
„ zyn eene handt quam te hangen, enhy
„ zoude zekerlyk buiten dö byzönderly-
,, ke voorzienigheft Gods däar niet be-
„ höuden afgekomen hebben, ten ward
„ ik hem zelfj öok niet buiten gevaar *
„ daar uit geredt en geholpen hadde)
„ door dezen fchrik die hem hier door
„ t’eenemaal ingenomen hadde, zoo
„ verbaaft dat hy zieh ’t gevaar vart
,, zyn leven , weder voorftellende ^
,, weder öp nieüw begon te zidderen
,, en te beven , en wezende äl weder
,, een ftük weegs , een klip opge-
„ klommen 9 my zelf in bekomfheringe
,, brägt , 6f ik hem wel weder behouden
,, beneden zou zien. Dogh hy quam ’et
,, toenmaals nog weder gelukkig af,
„ dog met dit voornemenoitl, boven alle
,, moeite en arbeid, niet höoger te ko-
„ men , dan hy Was, waar door hy
„ Daghflein mede quam te vertzagen, eh af
„ te fchrikken, van dit laatfte rekic te wa-
„ gen, waarom ik hen daär lie t, en
„ klom, als ’t zelve wät- beter gewent
,, en meerervaren zynde,voort, dog niet
„ zonder moeite cn gevaar , naar boven
„ B , alwaar gekomen zynde , ik de zel-
„ ve hoogte bevond, een Soven fmal
„ toelopcnden rüg te wezen j zoo als die
„ hier gemerkt is, nemende zynaanvang,
„ van voor o f be-Ooften denNoordelykften
„ meergemelden heuvel D , cn ftrekkende
„ gelykelyk naar den Zuidelykften G , tot
„ omtrent in het midden, alwaar een
„ groote klip E , ftaat, van waar deze
„ rüg zieh verhoogt, van welks hoogte
„ getekent F , regt tegen Over , en Ooft
„ aähr van af met de wijte van omtrent
„ yo roeden, tuflehen beiden, de mond
,, des vuur-brakenden bergs, ftaat A.
„ maar eer ik verder de befchryvinge
„ van deze openinge en verder omftan-
„ digheden doe, zal ik eerft ons aan«
„ komen, wedervaren en aftrekken, in
„ ’t kort verhalen.
M aankomen, na voorts alle moeijelykhe-
„ den van’t bofeh doorbrokente hebben,
„ en alle fteilten te boven gekomen te zyn,
,, tot aan dat zware riet o f Cannacanna
„ M, Dus zyn wy met den avond na z wa-
„ ren en moeijelyken arbeid, tot omtrent
„ een uur arbeidens na, daar boven ge-
j, komen, tot L , alwaar wy ook dien
, nagt blcven, om met het aankomen
\) v a n den volgenden dag, voort myn
, voornemen met allen ernft te voltrek-
„ ken, gelyk wy met den morgenftond
„ door de ruft wat verquikt, want de
„ hette ons dien nagt zulx niet belette,
„ met alle kragt en moedt, daar weder op
„ doorbrekende, opwaart klommen en
„ quamen te vervallen, regt naar myn
meeninge, tuflehen beide de boven-
„ gemelde twee heuvels C en D , alwaar
,, men van.beneden ziet een hoogte met
,, riet bewaflchen, naar boven fpits toe-
„ lopende, gemerkt M , L , eindigende
,, tegen de klippen aan, aan weder zyde
„ fteenige banken of diepten daarby ne- |
„ der gaande, van welke uitterfte hoog-
„ t e , wy ten naaften konden afzien,
„ w a a r wy mogten opkomen, gelyk w y
,, ons daar op voort naar de Noora-zyde
,, begaven, de klippen opfteigerende j
„ dog aan de laatfte fteilte K , gekomen
„ zynde, was Matthys Dogen, dat ik al-
,, vorens wel verhalen mag, nog een
„ fchrik op den halshebbende (Want hy
„ den voorgaanden dag een fteilte; over-
„ klimmende, quamen des zelft voeten
n uit te fchieteo, zodanig dat hy niet
„ Boven op den eerften gedagten rug B ,
„ gekomen zynde, gingen wy dit ver-
„ vaarlyke vuur uitfpouwende g a t, naar
„ giszinge omtrent 100 RoedeZ.brcette
„ van ons, wel .een half uur lang zit-
„ tenaanzien, wanneer ik tegen Jacob
„ Adamfz: zeide, dat ik , om het zelve
„ te naderen, wilde by gedagte groote
„ klip E opklimmen, gelyk wy der-
„ waart gingen, en ’t zelve ook: vol-
„ bragten , wanneer wy van dezen
„ hoogen rugge F , dewyle die hooger was,
„ dan de uiterfte boord van ’t g a t , een
,, weinig de binnenfte deelen van ’t zel-
„ ve konden zien branden, gelyk wy
„ ook tegens de Noordelyke uitwendige
„ zyde G , in onze eerfte opkomfte
de uitgeworpen ftukken aldaar zagen
‘ ” branden : want de opening braakt te
„ mets