l i
|ji '
\i .
I î-'
i ì
if
B E S C H R Y V I N G v a n
W I T T E P R IN C E S SE . Is een vry grote
Peer ; van gedaante wat langwerpig, gebuikt,
en naar de Ste e l, die matig lang en doorgaans
wat krom is , dunner, bynaipits toeiopende,
’ tO o g is niet gezonken ; haar Schil is glad,
g ro f, v anKo leu r , ryp zyn d e , g eel-o fgro en)
agtig-wit, en met hleeke bruin groene fyne
ftipjes overal g e ft ip t, ook veeltyds met bruine
viekkenhier ofdaar gevlekt ; haaar Vleefch
is z a g t , korlig en van een tamelyk g eu r ig e ,
dog niet ze e r verhevene fmaak.
D e Boom maakt goed G ew a s , en is r e delyk
draagbaar.
SO N D E R S IE L T JE S . Is een tamelyk
grote P e e r , van gedaante vry langwerpig,
v a n ’ t midden a f naar de Steel puntig toeiopende
, voorts iets fche e f en kantig van Ge-
w a s ; haar Schil is wat ruw , van Koleur
bruin-kaneel-verwiggeftipten gevlekt op een
groenagtige G ro n d , zo dat z e op een kleine
afftand geheel bruinagtig uitziet ; haar
Vleefch is iets k o r lig , dog zagt geno eg,
vol-zappig, en van een heel g eu r ig e , aange-
namefmaak, maar kan nietlang duuren: Z e
heeft van binnen ze e r kleine K lo k - ofSaad-
huisjes, en doorgaans geen Saad, waar van
z e de Naam voert.
D e Boom maakt goed Gewa s , en draagt,
wat bejaard geworden z yn d e , zeer wel.
D E P E E R E N . T A E. IV. 6r
M U S C A T R O B E R T . Is een niet zeer
g ro teP e e r , van gedaante rond, naardeSteel
toe kort-puntig; haar Schil is glad, van K o leur
g e e l , gelykende zeer veel naar de P e tit
Muscat, behalven dat ze veel groter valt
en een hoger geele Koleur h e e it , ook
zomtyds wel lets rood-bloefend is; haar
Vleefch is iets k o rlig, dog zagt en zapp ig,
van een geurig e, z o e te , fterk musquerende
iiuaak, maar z e duurt na haar rypheid zeer
korte tyd.
D e Boom maakt goed G ew a s , en draagt
ze e r fterk. Het jonge Hout is g e e l, 'tw e lk
mede tot een kenteiken van deze Z o o r t .
dient.
O R A N G E V E R D E . Iseen tamelykgro- .
teP e e r ; van gedaante rond-vallig, iets platagtig
omtrent ’ c O o g , dat niet veel gezon-
ke'nis, en naar de S te e l, die niet lang is-, een
weinlg kort-puntig; haar Schil is g lad, dog
g r o f van aanzien, van Koleur lig t-g ro en ,
hellende met het rypen n a a r ’ t g e e l, zynde
zomtyds ook op de eene zyde een weinlg bleek-
rood-bloefcnde, en voorts dikwils met zwart-
bruine vlekken hier Of daar gevlekt; haar
Vleefch is b ros, dog vol-zappig, en van een
z o e te , heel geu r ig e , iets musquerende, o f
liever geparfumeerde fmaak
Q De
, f t #