u :
I. ' u :
!ii, , . r
Itl. { î *
H ;
B E S C H R Y V I N G v a n
D eB o om heeft genoegzaam dezelfde hoedanigheden
als de Bon Chretien P E t é , en
moet op dezelfde w y z e behandelt worden.
Het is zeer waarichynlyk,, dat dit dezelfde
.Zoort is met de voorgaande, maar dat
het diJor de Enting ontftaan is , dat z e wat
later ryp word ; dog dit ftaat nader te onderzoeken.
G R A N D B R E T A G N E . Is een tamelyk
grote Peer; van gedaante meeft ron d , o-
v aals-wyze, en veeltyds wat Ich e e f waffen-
d e , de Steel is niet ze e r la n g , en ’ t O o g
weinig ge zon ken ; haàr Koleur is groenagt
ig - g e e l , en met grove bleek - bruinagtige
ftippen geftipt ; haar Vleeich is iets grof-
ko rlig, dog z a g t, en vol van een zeer aan-
geriaam, z o e t , iets geparfumeerd, zap ; maar
z e moet een goede grond en goede ftand-
.plaats hebben, anders blyft z e la f en onfmak
e lyk ; palTende ze e r wel aan een Eipalier.
D e Boom maakt goed G ew a s , en draagt
redelyk wel.
B E R G A M O T C R A S A N E . Kan een vry
groote P eer worden ; haar gedaante is rond-
v a llig , b y ’ t O o g , dat gezonken is , vry plat,
en naar de Steel to e , die lang en iets gezon ken
is , een weinig verdünnende’ ; haar Schil
D E P E E R E N . T a B. n . 53
is ruwen hard, van Koleur als die der B e rgamotten,
dat is, groenagtig-geel, en met
bruin fyn geftipt o f gevlekt; haar Vleefch
i s z a g t , fmeltend, ze e r fap p ig , en van een
zeer geurige fmaak, als ze wel ryp i s , moe-
tcnde tot dien einde in een goede , loife
g rond, en aan het Efpalier ftaan; in natte
zware gronden is ze onderhevig ftnakeloos
te b ly veh , en daarenboven dikwils te ber-
ften , inzonderheid in vogte Jaren.
D e Boom maakt fte rk , weeldrig Hout-
g ewas , maar is niet ze e r draagbaar, inzonderheid
als hy veel gekört w o rd ; derhalven
moet men hem ruimte aan ’ tEfpalier g e v en ,
eh de goede Lo ten vooral niet korten.
MISSIRE JE AN G R IS . Is een matig
g ro teP e e r , vangcdaanierondagtig, naar de
Steel toe wat kort-puntig, en voorts wat hobbe
lig, o f oneffeH van Gewas; haar Schil is
ruw , van Koleur ligt-bruin ; haar Vleeich is
bros, korlig, fäppig, en van een heel geur
ig e , zuikeragtige fmaak, wanneer zeopwt'W
g eent, en in een goede lo fte , dog niet al te
droge g ron d, gegroeit Ts, maar op Oitee geent
, en in een ftyve wreede grond, word
z e doorgaans hard en onimakelyk, en van
weinig waarde : z e aart zo wel op Stam als
aan ’ t Efpalier.
O D e
I¿■■rj