
Tot voor betrekkelijk körten tijd, was het gebruikelijk de
overlevering aan te nemen, dat munten te Rome reeds in den
Koningstijd waren ingevoerd, en dit, niettegenstaande geleerde
mannen, waaronder L u ig i L a n z i, maar bovenal J o s e p h u s
E c k h e l , schrijver van de beroemde Doctrina numorum
veterum, en stichter van de muntkunde als wetenschap, de meest
onweerlegbare motieven hadden aangevoerd t egen zulk eene
vroege dateering. Nieuw leven aan deze verouderde opvatting
werd o. a. nog ingegoten door het in 1839 te Rome versehenen
werk van de Jezuietenpaters G. M a r c h i en P. T e s s i e r i : L’cies
grave del Museo Kircheriano ordinato e descritto, het werk,
dat gedurende de geheele 19de eeuw, de wegwijzer zou zijn voor
de samenstellers van catalogi, waar het gold die eigenaardige
gegoten bronzen stukken, toen zoo weinig in tel, thans zoo in
prijs gestegen.
Die overlevering zeide dan, en de jongens in C icero’s tijd
leerden zulks wanneer zij ingewijd werden in de „Antiquitates”,
dat Koning Servius T ullius niet alleen een systeem van maten
en gewichten invoerde, maar ook het brons van een merk voorzag.
S e r v iu s rex p rimus signavit aes. Antea rudi i) usos Romae
T im a e u s tradit. Signatum e st nota pecudum, unde et pecunia appellata.
Maximus c e n su s2) CXX assium fuit ilio rege. P l in iu s , Hist.
Nat., XXXIII. 3, 13.
!) Deze ruwe b ronzen stu k k e n verschillen z e e r in vorm. Sommige zijn vlak en
breed met afgeronde hoeken, an dere v ie rk an t, terwijl vele sle ch ts ruwe vormlooze
stu k k e n metaal zijn. Een a a n ta l exemplaren gevonden te Cervetri, Ariccia, Vicarello,
Vulci en an d e re p la a ts en , verschilden aanmerkelijk in gewicht, sommige wogen meer
dan 12 Romeinsche ponden, an dere minder dan een ons. Enkele d e r groote exemplaren
waren in stu k k en gebroken. En n ie tteg en s ta an d e zoozee r in vorm verschillend is er
to ch eenige u n iformiteit merkbaar wat b e tre ft hun gewicht, alhoewel de weegschaal
to ch wel ste ed s moest worden g ebruikt. Deze stu k k en metaal zijn n ie t van zuiver
koper, doch b ev a tten eenig tin ; een analyse toonde o .a . aan, 93.70 koper en 6.30 tin.
Ook kwamen stu k k e n met eene nog geringere hoeveelheid tin voor. MOMMSEN—B la c a s ,
1.1., p. 175; H u l t s c h , Griechische u n d römische Metrologie, 2de druk, S. 255.
2) Over den c ensus ond e r SERVIUS T u l l i u s handelen A. B o e c k h ’s Metrologische
Untersuchungen, Berlin 1838, S. 427 ff. Vgl. S. 4 3 3 : „d ie Censussummen, weiche uns
vorliegen, waren nämlich, als d e r S e x ta n ta r—As galt, fe s tg e s te llt” en 4 4 2 : „die Summen
Servianischen Census sin d erwiesenermaszen die Summen des Census des se ch sten
J a h rh u n d e rts” ; de s e x ta n ta ire voet werd e ch te r in 269/268 v66r Chr. ingevoerd.
Dit merk zou hebben bestaan uit de afbeelding van het een
of andere stuk vee (pecus), waarvan dan de naam pecunia werd
afgeleid.
Vee was inderdaad de basis van alle handelstransacties in
het oude Italia, en dat boeten in vee werden opgelegd weten wij
door F e s tu s , De Verborum significatione, s. v. Peculatus, die
ons mededeelt, dat een os evenveel waard was als tien schapen
en dat voor kleine misdrijven twee schapen moesten worden
betaald, terwijl voor die van ernstigen aard zelfs wel dertig ossen
konden worden gevorderd.
Ovibus duabus multabantur apud antiquos in minoribus criminibus,
in majoribus autem x x x bubus, nec u ltra hunc numerum excedebat
multatio. Ib. s .v . Ov i b u s .
Dit schijnt zoo het gebruik te zijn gebleven tot het midden
van de vijfde eeuw voor Chr., toen twee wetten, bekend als
de lex A t e r n i a T a rp e ia de multa maxima en de lex M e n e n ia
S e s tia , die uitgevaardigd werden in A. U. C. 300 en 302 (454 en
452 vöör Chr.) terwijl zij de op te leggen boeten in ossen en
schapen bepaalden, tevens de waarde daarvan in geld of metaal
aangaven. „Ut bos centussibus, ovis decussibus aestimaretur”.
Mommsen, Staatsrecht, 2, 69.
Twee jaar later, A.U.C. 304 (450 vöör Chr.) is het traditioneele
jaar der Wet van de Twaalf Tafelen, XII tabulae, leges XII tabu-
larum, die verordende dat zekere boeten zouden moeten worden
voldaan in assis of sestertii, terwijl er nu geen melding meer
werd gemaakt van vee. Zoo werd voor een gebroken been eene
boete van 300 assis opgelegd; voor vrijheidsberooving 25 sestertii;
voor het onbevoegd hakken van boomen, 25 sestertii voor iedere
boom. Mommsen, Gesammelte Schriften, 1 , 141 f. De oorspron-
kelijke gewoonte van ruilhandel schijnt men niet zoo spoedig te
hebben verlaten en was dus eene nadere wettelijke regeling noodig.
Dit geschiedde door de lex J ulia P apiria in 430 vöör Chr.,
die op afdoende wijze bepaalde, dat betalingen in brons in de
plaats zouden komen van betalingen in vee.
Annis postea XX ex eo quöd L. P a p ir iu s , P. P in a r iu s censores
muletis dicendis vim armentorum a p rivatis in publicum averterant,
levis aestimatio pecudum in muletä lege C . J u l i i , P. P a p ir i i consu-
lum constituta est. C ic e r o , De Re Publica, II, 35.