
In Rome bevonden zieh vele Janustempels. De voornaamste
was die, nabij de Tabernae Novae en de Via Argiletum, tegen-
over de Basilica Julia.
De tempel van Janus werd alleen geopend wanneer de
oorlog uitbrak:
Er bestaat, door godsdienstig ontzag en vreeze voor Mavors
Heilig, een dubbele poort, men noemt h a a r „de Poort van den Oorlog”
Die met honderd boomen van brons, honderd ijzeren sloten,
Toe is gegrendeld en Jan u s , de wachter, wijkt nooit van h a a r drempel.
Maar heeft een s de Senaat onwrikbaar tot oorlog besloten
Dan, in Q u irin u s’ mantel gekleed en de toga geplooid op
Den Gabijnschen trä n t, doet de Consul de kn e rsen d e deuren
O p e n ro ep t dan zelf den strijd en de jongeren volgen.
P u b l iu s V e r g il iu s , M a r o , De Aeneis, zevende boek, 6 0 7 -6 1 4 .
Vertaling door P. W. d e K o n in g , 1915.
Kwam de vrede in het land, dan werd de tempel gesloten.
En de vreeslijke poort van den krijg wordt gesloten.
Als voren, eerste boek, 294.
De kop op de uncia was altijd aangezien voor dien van de
godin Roma. B a b e l o n , t. I., p. 36, no. 56; G r u e b e r , vol. I.,
p. 10. Het spreekt echter van zelf, zegt H a e b e r l in , Systematik
S. 31, dat, in de oorspronkelijke zes-goden-reeks van deze serie,
Minerva niet tweemaal is voorgesteld, eens op den triens met
een Corinthischen, dan weer op de uncia met een Attischen
heim. Beiden zijn verschillende godinnen. Het is z. i. ook wel
duidelijk, dat de beeltenis van de godin Roma niet op juist het
kleinste onderdeel van de serie voorkomt.
In de Romeinsche librale serie was nog niets wat aan den oorlog
herinnerde; Mars ontbrak. Wij zien dien nu op de uncia door
zijn vertegenwoordigster Bellona. En wanneer iemand deze zeld-
zaam gehoorde naam vreemd in de ooren mocht klinken, dan
kunnen wij constateeren, dat hij ten tijde van de Latijnsche en
Samnietische oorlogen een veel genoemde naam was. In het
overoude devotieformulier „O Jane, Jupiter, Mars pater, Bellona,
di indigetes, di novensides! enz.” is Bellona een van de vier
met name aangeroepen godheden, alle andere goden zijn begrepen
in den groepsnaam aan het slot.
De Latijnsche librale of „proraserie” is beschreven H a e b e r l i n ,
Aes grave, S. 26 — 51 en afgebeeld T. 10 — 18, 94.
De munten geslagen in de Capuaansche Munt (misschien ook
in andere Campaansche munthuizen, alhoewel die niet van veel
beteekenis kunnen zijn geweest) bestaan uit zilveren didrachmen
van — gelijk wij reeds zagen - — een theoretisch gewicht van
7,5 8 gram en litrae (ieder VlO van een didrachme) en uit kleine
bronzen munten (litrakoper). Deze laatste waren echter — gelijk
het meeste brons in de Grieksche, in tegenstelling met de Italische
maatschappij — wat wij nu noemen „pasmunt” (de Engelschen
noemen het zoo eigenaardig „token money”); hare innerlijke
waarde kwam niet overeen met de nominale waarde. Noch het
zilver, noch het brons vertoonen waardeteekens.
De typen van het Capuaansche geld zijn velerlei.
Wij vinden in H a e b e r l i n ’s eerste tijdvak (± 335 — 312 vóór
Chr.) de volgende didrachmen:
1. Mars )( paardeprotoom, aar. ROMANO. B a h r f e l d t , Monete
campane in de Rivista italiana di numismatica 12 (1899),
p. 392; T. 3, 1. Zevenendertig exemplaren geven een ge-
middeld gewicht van 7,23 gram. Hierbij een zilverlitra van
hetzelfde type, doch wegens plaatsgebrek ROMA. Rivista 13.
p. 33; T. 1,26. Een exemplaar hiervan is slechts bekend,
wegende 0,65 gram.
2. Apollo. ROMANO )( springend paard, ster. Rivista 12. p. 403;
T. 3, 6. Drieentwintig exemplaren geven een gemiddeld
gewicht van 7,15 gram.
3. Hercules )( Wolvin met de tweelingen. ROMANO. Rivista 12.
409; T. 3, 7. Drieenveertig exemplaren geven een gemiddeld
gewicht van 6,99 gram.
Voorts vinden wij hierbij het volgende litrakoper, niet
onwaarschijnlijk eene viervoudige, dubbele en enkelvoudige litra :
a. Minerva. ROMANO )( Adelaar op bliksem. ROMANO. B a b e l o n ,
t. I. p. 14, no. 10.*)
J) Op de kz. staat verkeerdelijk ROMA.