
de oudste Romeinsch-Campaansche didrachme (eerste tijdvak
No. 1) gei'nspireerd kan zijn door een Carthaagsch model. En
hier herinnert het Romeinsch type ons, alhoewel flauw, aan den
prächtigen kop eener koningin, dragende een tiara van Aziatisch
model op andere stukken van Carthago. H e a d , p. 878, fig. 3 9 1 ;
H i l l , Coins o f Ancient Sicily, pi. X. 7.
De Victoria op didrachme I. is natuurlijk een symbolische
voorstelling van de steeds meer veldwinnende macht van het
Romeinsch gezag.
Het keerzijdetype van de Radserie heeft men vernuftig willen
verklären als eene symbolische voorstelling van de verbinding,
die tusschen Rome en Capua tot stand was gebracht door de
voltooiing van de Via A p p ia . D u s eene gelijksoortige voorstelling
als de prora op het Romeinsche zwaargeld, die de eerst korte-
lings verkregen macht ter zee symboliseert.
Onder monetologen bestaat het gebruik de baren aan te duiden
als aes signatum. B a b e l o n , t. I., Introd., p. III. Zij geven dan
den naam aes graveJ) aan de ronde munten, terwijl de meest
primitieve vormlooze stukken metaal aes rude 2) genoemd worden.
Deze laatste benaming omschrijft zieh zelf en is goed. Maar strikt
genomen is ieder stuk aes, of rond, of Vierkant, dat van een
merk voorzien is signatum. En aangezien wij nu weten, dat deze
baren volstrekt niet behooren tot het oudste tijdvak van het Romeinsche
muntwezen, is het even weinig verdedigbaar haar (de
baren) in het bijzonder te noemen aes signatum, als zulks zou zijn,
wanneer verondersteld kon worden, dat zij den overgang vormden
van het vormlooze brons tot de ronde munten, zooals vroeger
de heerschende meening was.
Op baar I zien wij dan den adelaar als attribuut van Jupiter
en het symbool der Romeinsche souvereiniteit, gelijk algemeen
aangenomen wordt.3) Wat echter den pegasus betreff, kan men
geene zekere verklaring geven. De Romeinen moeten in de laatste
jaren echter wel bekend zijn geweest met dit gevleugelde paard
F e s tu s , de verborum sign ifica tio n e , s. v. Grave: Grave aes, dictum a pondere,
quia deni asses, singuli pondo libras, efficiebant denarium, ab hoc ipso numero dictum.
2; Raudera, rau d u scu la , ru d e ra . V a r ro , De Lingua latina, V. 163. F e s tu s p. 265.
T i t u s L iv iu s, XXVI, II, 9. Cic. A d A ttic um , VII. 2, 7.
3) Is d a t geen idee van veel lateren tijd ? Deze vraag zouden wij onzen oudheid-
k enners willen stellen.
als munttype. Zeer veel verbreid waren de Corinthische „pegasi”.
British Museum catalogue, Corinth, pi. I —IV; C. O m a n in
Corolla numismatica, pi. XI; H i l l , Historical Greek Coins,
pp. 85 f. Munten naar dit model zijn in zeer groote hoeveelheden,
sinds het midden van de vierde eeuw in de Zuid-Italische stad
Locri en te Syracuse, en in geringer aantal in kleinere munt-
huizen, zooals te Medma of Mesma en Rhegium in Bruttium en
Leontini in Sicilia geslagen. J. F. H i l l , Coins o f Ancient Sicily;
Rev. A. W. H a n d s , Coins o f Magna Graecia. Het verkeer tusschen
Rome en de oostkust van de Adriatische Zee was weliswaar nog
gering, maar toch moeten „pegasi” uit de verschillende munt-
huizen van dit gedeelte der oude wereld en van Corinthe zelf,
in Italia veelvuldig zijn voorgekomen. Dit zou dan aanleiding
kunnen hebben gegeven om dit type op de baar te plaatsen,
zoodat de pegasus hier niet eene bepaalde mythologische betee-
kenis zou hebben, doch alleen gebruikt werd omdat het eene
bekende figuur was, die in den smaak viel.
Baar II vertoont op de voorzijde een ovaal schild van den
buitenkant gezien, op de keerzijde van den binnenkant. Dit schild
werd tot dusver voor een speciaal Gallisch gehouden. Volgens
H a e b e r l i n , Systematik, S. 37, echter ten onrechte. De eenige
maal, dat wij onder het aes grave een schild zien, dat beslist
Gallisch moet zijn, n.l. op den quincunx van Ariminum, in
Umbria, zien wij niet een ovaal schild, doch een, dat naar boven
en naar onderen spits toeloopt. H a e b e r l i n , Aes grave, S. 215;
T. 77, 1—3. De ovaalvorm van het schild moet in het tweede
tijdvak de algemeene geweest zijn. Zulk een schild in steen
gehouwen vond men in 1889 bij Vetulonia als deksteen van een
begraafplaats. M i l a n i : Museo Topografico dell’Etruria, Firenze
1898, p. 24; met afbeelding. Op den z.g.n. anoniemen denarius
Minervakop )( Roma augurium capiens, B a b e l o n , t. I., p. 72,
no. 176, zit de godin Roma op een hoop van zulke Schilden.
Ook de zittende Roma op eene didrachme der Locri Epizephyrii
leunt met haar rechterarm op een ovaal schild. Rev. A. W.
H a n d s , Coins o f Magna Graecia, p. 233. Evenzoo draagt de
Ajax op de k.z. der nä 338 geslagen munten van de Locri Opuntii
het zelfde schild. H e a d , p. 336. Dat o. a. ook Galliers zieh van
zulk een schild hebben bediend, bewijst het beeid van den