
des raccourcis, l’intelligence du relief, qui excluent dans ces pièces
én o rm e s l’idée d’une manière primitive. F r . L e n o r m a n t , in D a r em -
b e r g et S a g l io , Dictionn. des Antiq. grec, et rom., s, v. As.
In het muntwezen van dit — het tweede — tijdvak zien wij
eene treffende weerspiegeling van de geleidelijke Romaniseering
van Campania en Latium. Het zilver wordt gemunt volgens den
Romeinschen standaard, gebaseerd op het scrupel, in waarde
gelijk aan een half pond brons.
1 scrupel = 1,137
2 sc ru p e ls = 2,274
3 „ (drachme) = 3,41
4 „ = 4,548
6 „ (didrachme) = 6,82
gram zilver X 120 = 136,44
„ X 120 = 272,87
„ „ X 120 = 4 09,32
„ X 120 = 545,75
„ „ X 120 = 818,63
gram brons = semis,
„ ,, — as,
jj >» — IV2
„ „ = dupondius
„ „ # tressis.
Er bestaat nu overeenstemming tusschen den bronzen standaard
van Rome en den zilveren van Capua; de zonderlinge
verhouding van het eerste tijdvak is verdwenen. De blijkbaar
Campaansche genitiefvorm ROMANO maakt nà de eerste uitgifte
plaats voor ROMA. De godin Roma is het hoofdtype. Een van
de andere typen is — gelijk wij reeds zagen — eene toespeling
op het tot elkaar brengen van Rome en Capua door middel van
de Via A p p ia (Serie I. Latijnsche Radserie).
Het is misschien meer dan een samentreffen, herinnert
H a e b e r l in ons, Systematik, S. 32, dat het jaar van het censor-
schap van den grootsten Romein van dezen tijd, A p p iu s C l a u d iu s
C a e c u s , is het jaar, waarin, op gronden daarvan geheel onaf-
hankelijk, de reformatie van de Capuaansche Munt het best kan
worden geplaatst. Het is duidelijk, dat eene ingrijpende verande-
ring als deze, niet zonder zijne toestemming zou kunnen zijn
ingevoerd, en is het dus volkomen redelijk te veronderstellen,
dat de man, die Capua door middel van een weg aan Rome
verbond, óók het jonge Romeinsche rijk hielp bij het tot stand
komen van den economischen maatregel, die van zulk een groot
belang zou zijn.*)
i) Ook op munten van T r a j a n u s wordt de opening van de Via Traiana voorgesteld
door eene vrouw houdende in de re ch te rh an d een rad. C o h e n , Monnaies imperiales, 648.
De Samnieten, wier macht gebroken was in den slag bij
Sentinum in 295 voor Chr., zetten den strijd tegen Rome voort,
totdat zij in 290 gedwongen werden vrede te sluiten. Het derde
tijdvak van het Oud-Romeinsche muntwezen zal nu zijn intrede
doen om in 269 of 268 bij de invoering van den denarius te
worden besloten.
Het eerste historische feit voor ons van beteekenis is het
totstandkomen van een oppertoezicht door Rome over geheel
Centraal-Italia. In 283 wordt het land der Sabijnen geannexeerd,
kolonien, gelijk Hatria, gesticht aan de Adriatische kust, en den
Kelten, die Rome van het noorden bedreigen, een beslissende
nederlaag toegebracht. Vervolgens werd het Romeinsch gezag
zuidwaarts uitgebreid. De barbaren van Centraal-Italia bedreigden
de Grieksche steden van Magna Graecia. De Romeinen kwamen
tusschenbeide, herstelden de orde, legden bezetting in Locri en
andere steden en dwongen den Tarentijnen tot den oorlog. Het
succes van Rome in den strijd met Tarentum en P y r r h u s maakte
haar feitelijk meesteres van geheel Italia. M o m m s e n , Römische
Geschichte, I8, S. 383 — 430.
Dit is dus een overgangstijd. Van een Staat, wel mächtig,
maar ook weer niet zoo mächtig, dat andere Italische staten niet
met haar den strijd zouden durven aanbinden, wordt Rome nu
onbetwistbaar de gebiedster over het geheele schiereiland.
Ook het muntwezen maakt dezen overgangstijd mede: er
schijnen verschillende proefnemingen te zijn gedaan; het systeem
is ingewikkeld, mist eenheid en uniformiteit en het is niet eerder
dan na meer dan twintig jaren van dezen Staat van zaken, dat
Rome den krachtigen stap doet en haar mededingster op munt-
gebied verdringt. Zij geeft nu zelf zilvergeld uit, dat — met
slechts enkele uitzonderingen — het eenige zilvergeld in Italia
zal zijn.
De eerste nieuwigheid in den muntslag van Rome, die in
dit derde tijdvak onze aandacht trekt, is eene vermindering van
het gewicht van den as, de z.g.n. semilibrale reductie.
Eerste periode. Gegoten munten: as, semis, triens en
quadrans. H a e b e r l in , Aes grave, S. 103-107; T. 43—45.
Geslagen munten: sextans, uncia, semuncia, quartuncia L. c.
S. 107-116; T. 45.