
In de door Dr. E m il B a h r f e l d t geredigeerde Berliner
Münzblätter van 1905 en 1906 verscheen van de hand van
Dr. jur. E. J. H a e b e r l in een artikel, dat in monetologische
kringen grooten opgang maakte. Het voerde den titel Zum Corpus
numorum aeris gravis. Die Systematik des ältesten römischen
Münzwesens. Eene vertaling in het Italiaansch door Prof. S. R ic c i,
Del più antico Sistema Monetario presso i Romani, volgde
dadelijk in de Rivista italiana di numismatica van 1906,
deel XIX *).
Reeds vele geleerden uit vroegeren en lateren tijd hadden
getracht de talrijke moeilijkheden, die zieh bij het Romeinsche
muntwezen voordoen, op te lossen en de vele vraagpunten te
beantwoorden.
Noch de groote Mommsen, noch Babelon, noch Samwer
en Bahrfeldt konden in hunne muntwerken ook maar tot een
eenigszins bevredigend resultaat komen. Men stuitte steeds op
allerlei bezwaren. Men was nimmer voldaan.
Een voorproefje van de nieuwe theorie hadden de deelnemers
van het in April 1903 te Rome gehouden historisch congres reeds
gekregen, door eene lezing van den geleerden schrijver „Corpus
numorum aeris gravis”, waarin in het bijzonder voor de Romeinsche
librale serie en hare reductie een aantal richtpunten werden vast-
gesteld; afgedrukt werd de lezing in de akten van het congres,
deel VI, p. 141 e. v., alsmede in de Rivista ital. di num.,
deel XVI, 1903, p. 313, en in eene Duitsche vertaling in de
Berliner Münzblätter van 1905, S. 313, 339, 347.
Wel mocht H i l l , bladz. 5, noot 1, van Die Systematik
zeggen, dat zij eene omwenteling teweeg bracht in onze tot dusverre
i) Overzicht door v. DUHN in de Berliner philol. Wochenschrift, 1905, S. 1247 ff;
Q. F. H i l l , „D r. Haeberlin's theory o f the earliest roman coinage” in Numismatic
Chronicle, Series IV, vol. VIII, 1907, p. 107 e. v.