
ROMA (v e rd iep t) G rueber, vol. II., p. 1 3 2 - 1 3 3 ; pl. lxxiv. 2 3 -
LXXV. 2.
Didrachme. Als voren, doch ROMA in relief. L. c., p. 1 3 4 ;
pi. lxxv. 4 - 5 .
Drachme met ROMA steeds in relief. L.c. p. 134; pi. lxxv. 6.
Niemand kende tot voor korten tijd het kopergeld behoo-
rende bij deze quadrigati. H aeberlin, Systematik S. 40, heeft
als zoodanig herkend de door Mommsen „geprägten Serie mit
ROMA genoemde munten, thans nog veelvuldig voorkomende,
als stukken van 4, 3, 2 libellae, libella, en sembella.
Deze munten zijn voorzien van de unciale waardeteekens.
De libella is het tiende deel van het zilverscrupel, zoodat op de
didrachme van 6 scrupel (quadrigaat) 60 libellae gaan. Aangezien
nu naar de bekende verhouding van zilver tot brons = 1 : 120
het scrupel zilver in waarde gelijk is aan den semi-libralen as
van 136,44 gram, is het normale gewicht van de bronzen waarde-
libella hiervan yi0 = 13,64 gram. Bijgevolg zijn zij in waarde
en in gewicht gelijk aan dè eveneens 13,64 gram wegende decimale
unciae van den reeds genoemden semi-libralen as. Eene
gewichtsvermindering, zooals laatstgenoemde met zijne onderdeelen
in de z.g.n. jongere période onderging, komt — eene
uitzondering daargelaten - bij de waardelibellae niet voor. Deze
uitzondering betreff het drie libellaestuk, dat behalve op zijn
volle gewicht óók nog op drie verminderde gewichten voorkomt.
De waardelibellae werden steeds geslagen, nimmer gegoten.
Vier libellaestuk. Juno )( Hercules en Centaur. ROMA.
H aeberlin, Aes grave, S. 135-136; T. 56, 5 -1 0 . Normaalgewicht
54,58 gram (in waarde gelijk aan 4/10 van het zilverscrupel).
Vierenvijftig exemplaren geven een gemiddeld gewicht
van 50,94 gram.
Drie libellaestuk. Hercules? )( Springende stier. ROMA. L.c.,
S. 136; T. 56, 11-14.
Twee libellaestuk. Wolvin met de tweelingen )( Adelaar.
ROMA. L. c., S. 138-139; T. 56, 15-17.
Libella. Sol met stralenkrans )( Maansikkel. ROMA. L.c., S.
139-140; T. 56, 18-20.
Sembella. Vrouwenhoofd met muurkroon )( Knaap tepaard.
ROMA. L. c., S. 140-141; T. 56, 21-23.
Merkwaardig zijn de gouden munten — de eerste geslagen
door het Romeinsch gezag — die de zilveren quadrigati vergezellen.
H a e b e r l in behandelt dit goudgeld omstandig in zijn Die
jüngste etruskische und die älteste römische Goldprägung, versehenen
in het Berlijnsche Zeitschrift fü r Numismatik, deel
XXVI (1907) S. 239 e.V. (hierbij Tafel I.) Zij hebben dezelfde
voorzijde (baardelooze Januskop), doch op de keerzijde zien wij
twee krijgslieden, die den eed afleggen boven een geofferd varken,
z.g.n. bondseed. De goudstukken in drie nominalen geslagen
hebben een gewicht van 6, 4 en 3 scrupel = 6,82, 4,55 en 3,41
gram. Het opschrift luidt steeds ROMA. G r u e b e r , vol. II., p. 131 ;
pl. LXXIV. 2 1 -2 2 . B a b e lo n , t. I., p. 23, n o s . 2 7 -2 8 . A i l ly , t.
I., p. 190—196, pl. XLVII. Op het vierscrupelstuk zien wij het
merk XX X ten blijke, dat het eene waarde vertegenwoordigt van
30 assis. Dit kunnen wel niet anders dan assis geweest zijn van
het Oskisch-Latijnsch pond van 272,875 gram, want alhoewel
het nieuwe Attische pond van 327,45 gram nu te Rome ingevoerd
was, moet men er zieh niet over verwonderen, dat het oudere
pond, ten minste nog als een rekenmunt, in Campania in gebruik
bleef.
Over de echtheid van dit vierscrupelstuk is veel strijd ge-
voerd. Wij verwijzen daarvoor naar bladz. 248 e. v. van H aeberlin’s
aangehaald tijdschriftartikel en de noot in G rueber, vol. II., p.
131. H aeberlin twijfelt niet aan de echtheid.
30 x 273 = 8190 = + 1820 x 1,137 x 4.
1820 = 120 x 15y6.
Wij krijgen dus eene verhouding van
goud tot b ro n s = 1:1820
zilver tot brons == 1 : 120
goud tot zilver = 1 : 15i/6
4 sc ru p e l goud = 30 assis van + 273 gram brons.
Een vijftal baren behooren nog in dit tijdvak thuis.
V. Anker ) ( Drievoet. H aeberlin, Aes grave, S. 92 ; T. 37,
1 — 3; 94,3; 98,3. De zwaarste der vier bekende geheele stukken
weegt 1830,05 gram, de lichtste 1495,06 gram.
Deze baar behoort bij V Zware Apolloserie. Het anker is
een geliefkoosd en zeer verbreid munttype. Het komt voor