
5
meer voor dat het proces van industrialisatie in West-Europa
op gang kwam, met Engeland in de voorhoede. De eerste
economen lieten van zich horen. Ferguson, Smith, van de
‘Schotse School’, leverden de theoretisch-filosofische onderbouwing
voor de nieuwe ontwikkelingen. Politiek vertaalde
deze transformatie zich in de Franse Revolutie die het
afscheid van het feodale tijdperk inluidde. In Nederland richtte
de doopsgezinde predikant Jan Nieuwenhuijzen, geloofsgenoot
van Teyler, op 16 november 1784 in Edam het Genoodschap
van Konsten en Wetenschappen op, bekend als de
Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen. Opvoeding, verheffing
en verlichting was het parool. Pieter Teyler begreep en verinnerlijkte
de uitdaging van deze nieuwe tijd. Zijn nalatenschap
moest de wetenschap, kunst en cultuur dienen, vooral door
deze te verspreiden. In moderne woorden: hij wilde een wikipedia
zijn voor de bevolking van Haarlem en omgeving; het
werd een plek waar bezoekers kennis konden nemen van
de verworvenheden van de opbloeiende wetenschap. Van de
evolutie, innovatieve techniek en literatuur. Dat gevoel krijgt
elke tegenwoordige bezoeker of bezoekster van de zalen als
hij of zij zich verplaatst in de tijd van toen.
Wat motiveerde Pieter Teyler, gegeven deze context, om zo’n
grote erfenis na te laten? Dit is ook altijd de eerste vraag die
opkomt als mensen een gift of schenking doen. Is het schuldgevoel?
Koopt iemand zich een plaats in de hemel? Dient
het wel het goede doel of is het verkapt eigenbelang of zucht
naar maatschappelijk aanzien en prestige? Wil men iets goedmaken?
Is het fiscaal gedreven belastingontduiking dan wel
belastingontwijking? Het vertoon van goede bedoelingen
wordt in de regel met de nodige argwaan ontvangen.
Vanuit de studie van de filantropie kan in dit verband uit
steeds meer theoretische verklaringen van uiteenlopende
disciplinaire aard worden geput. Onder meer religiewetenschappers,
historici, sociaal psychologen, economen, evolutie-
theoretici, sociologen en recentelijk ‘behavioral economics’
houden zich met ‘geefgedrag’ bezig. Uit dit rijke aanbod
kiezen we er één.
Volgens bronnen stond Pieter Teyler bekend als een gierig
man.1 Hoe te verklaren dat iemand met een dergelijk persoonlijkheidskenmerk
zo genereus voor de maatschappij kan zijn?
Dat is een intrigerende onderzoeksvraag. Een soortgelijke
tegenstrijdigheid komt voor bij particulieren die (een deel van)
hun vermogen nalaten aan een fonds dat een ziekte bestrijdt
waaraan hun partner is overleden. Aan economen valt zo’n
gedrag praktisch en theoretisch moeilijk uit te leggen. De
testateur raakt met de schenking vermogen kwijt, terwijl de
partner er niet meer mee genezen kan worden. De argumentatie
van de schenkers/schenksters luidt dan “het is mijn
wens dat die ziekte uit de wereld wordt geholpen” en “dat
het anderen niet zal overkomen”. Deze motiveringen wijzen
naar iets wat het hoogste is wat mensen tijdens – of na leven
– kunnen betekenen: bijdragen aan de overlevingskansen
van de menselijke soort; bijdragen aan de sociale, culturele
en ecologische overlevingscondities van de maatschappij.
Binnen de filantropie-wetenschap – in de nabije toekomst
‘filantropologie’2 geheten – wordt deze motivering gemeten
met de zogenaamde ‘filantropie-schaal’.3 Pieter Teyler
wilde aan de verlichting
en vooruitgang van de mensheid
zijn bijdrage leveren.
Maar waarom ná zijn dood, met de koude hand? Natuurlijk,
hij wilde als goed mens herinnerd worden, en wie wil dat niet?
Kijk naar de overlijdensadvertenties, die spreken boekdelen.
Maar waarom niet ostentatief, tijdens leven, met roem, aanzien
en respect die zovele weldoeners van vandaag ten deel
valt? Het zal met het geloof te maken hebben, zeker, maar er
is ook een mooie sociaal-psychologische verklaring voorhanden:
mensen zijn heel goed om zichzelf te belonen als zijnde
een betekenisvol goed mens.4 Dat hoeft niemand te weten.
Daarin verschilt de Nederlandse geefcultuur wezenlijk van die
van de Verenigde Staten. Terloops een opmerking. Vaak wordt
gezegd dat filantropie een Amerikaanse uitvinding is, en we
hier Amerikaanse toestanden krijgen, maar het tegendeel is
waar. Zij hebben het van ons, van Nederland, van Engeland
en Duitsland, van West- Europa geleerd5 en natuurlijk hebben
ze daar hun eigen invulling aan gegeven.
Afb. 2 Sterrenwachtavond, 2017
Afb. 3 Sponsordiner, 2017