
De prijsvragen
van de
twee Teyler
genootschappen
Michel Hommel,
hoofd Publiekszaken
Op 16 maart ontving kunsthistorica Lieke
Wijnia uit handen van Teylers Stichting
een gouden penning. Ze kreeg deze voor
haar inzending op een prijsvraag van het
Godgeleerd Genootschap. Na 240 jaar
zijn de twee Teylergenootschappen
nog steeds actief met het bevorderen
van de wetenschapsbeoefening.
Afb. 1 Prijspenning van Teylers Tweede Genootschap,
in 1846 uitgereikt aan Pieter Otto van der Chijs (1802-1867).
AL 240 JAAR IN DIENST
VAN DE WETENSCHAP
22
Geleerde genootschappen speelden in de 18e eeuw in heel
Europa een belangrijke rol in het stimuleren van wetenschappelijk
onderzoek. In een tijd dat er nog nauwelijks wetenschappelijke
tijdschriften waren was het uitschrijven van een prijsvraag
over een bepaald onderwerp een handige manier om de nieuwste
kennis en inzichten te verspreiden en debat op gang te
brengen. De winnaar kreeg naast een mogelijkheid tot publicatie
vaak ook nog een geldbedrag. Of, zoals in het geval van de
twee Teylergenootschappen, de gouden Teylerpenning – een
belangrijk eerbetoon.
Pieter Teyler heeft in zijn testament vastgelegd wat het werkterrein
van de genootschappen was, hoe ze moesten worden
georganiseerd en wie er zitting in hadden. Het Godgeleerd
Genootschap diende zich bezig te houden met de bevordering
van de godsdienst, vanuit wetenschappelijk perspectief.
Dat betekende eind 18e eeuw ook ruimte bieden aan nieuwe
‘verlichte’ ideeën over godsdienst, waarin de rede een belangrijke
rol speelde – hetgeen niet zonder slag of stoot en hevige
discussies verliep. Het Tweede Genootschap diende kunst
en wetenschap te bevorderen, met name op het gebied van
de natuurkunde, de dichtkunde, de historiekunde, de teken-
en schilderkunde en de penningkunde.
Bij het Tweede Genootschap lag veel nadruk op de natuurwetenschap,
niet in het minst door de overheersende rol van
Martinus van Marum, die in 1784 de eerste directeur van het
nieuwe museum zou worden. De winnaar van de allereerste
prijsvraag van 1778 was niemand minder dan…. diezelfde
Martinus van Marum, met zijn inzending over ‘Gephlogisteerde
en gedephlogisteerde lucht’ (een onderzoek naar gassen).
Omdat hij genootschapslid was, mocht hij de inzendingen
niet zelf mee beoordelen.
Niet alle prijsvragen werden bekroond. Soms waren er geen
inzendingen, of hadden de inzendingen volgens de genoot