De heer Th. M. R o e s t raadde mij echter
ten sterkste aan om de bouwstoffen voor
mijn voorgenomen werk te verzamelen,- debe-
schrijvingen zooveel mogelijk zoodanig in te
richten, dat ze een beeid gaven van den penning
en niet op D i r k s ’ voetspoor de titels van
allerlei werken, brochures enz. aan te halen,
doch liever in körte trekken enkele biografische
en historische bizonderheden aan die beschrij-
vingen toe te voegen, vooral dit laatste
was geheel naar mijn hart gesproken.
Van onzen betreurden R o e s t ondervond ik
zddr veel hulp — zijne aanteekeningen omtrent
T e y l e r s penningen mocht ik raadplegen en met
de mijne vergelijken, om inlichtingen klopte
ik nimmer tevergeefs bij hem aan.
Waar echter zijne veronderstelling, dat T e y -
l e r ’ s tweede Genootschap eerlang een prijsvraag
zou uitschrijven over de penningen van 1863 tot
’s Konings dood, na zijn overlijden bleek onjuist
te zijn en besloten werd in de eerste 20 ä 25
jaar de numismatiek te laten rüsten, begon ik
te vreezen, dat mijn werk, waaraan gedurende
ruim vijf jaren alle vrije tijd was besteed,
dat inmiddels hoe. langer hoe vollediger was
geworden en tot den loopenden dag zooveel
mogelijk was bijgehouden, vergeefsche arbeid
zou blijken te zijn geweest. Aangenaam werd
ik dan 00k in het begin van 1900 verrast met
de mededeeling, dat besloten was het werk
met enkele platen in het Tijdschrift op te
nemen en in 100 exemplaren als afzonderlijk
werk uit te geven.
Op zddr enkele uitzonderingen na, mocht ik
van alle zijden de grootst mogelijke behulp-
zaamheid ondervinden, hetzij ik vroeg om
penningen ter beschrijving te mögen ontvangen,
hetzij ik mij voor de toelichtende bizonderheden
om inlichtingen wendde tot de betrokken per-
sonen of vereenigingen.
Aan allen, die mij hielpen, een woord van
hartelijken dank!
In het bizonder breng ik dit toe aan Mej.
M a r i e d e M a n te Middelburg, de Heeren
Jhr. M. A. S n o e c k te Hintham, dr. H. j d e
D o m p ie r r e d e C h a u f e p ie te ’s-Gravenhage,
Mr. L. W . A. B e s i e r , A n t h . B e g e e r , J. P. M.
M e n g e r en J. C . W ie n e c k e te Utrecht, S . W i -
g e r sm a Hz. te Leeuwarden, H. v a n R i jc k e v o r s e l
te ’s-Hertogenbosch.J. S c h u lm a n te Amersfoort,
D. C . M e i j e r J r ., J o h . W . S t e p h a n i e , H. G. du
C ro cq en J. A. A. G e r r it s e n te Amsterdam,
A l p h . d e W i t t e te Brussel, Mr. J. A. v a n d e r
C h i js te Batavia en aan de firma J. M. v a n
K em p e n & Z o n en te Voorschoten.
Wat de platen betreft was de keuze vaak
moeielijk; ik nam op die penningen, welke uit
een oogpunt van kunst of geschiedenis mij