zoon mede als muziekant le Id. (solo-es-klarinettist en trombonist);
als zoodanig maakte bij den 10 daagschen veldtocht mede en verwierf
het metalen kruis. Hij was io jaar als solo-klarinettist aan de Haag-
sche opera verbonden. Bij zijne gebleken begaafdheid werd D u n k l e r ,
vooral in de samenstelling van arrangementen, een man van buiten-
gewoon groote en zeldzame beteekenis. Voor militaire muziek
arrangeerde bij bijna alle meer bekende Symphonien en ouverturen
van H a y d n , M o z a r t , B e e t h o v e n , S p o h r , M e n d e l s so h n , S c h u m a n n ,
G a d e , B e r l io z en W a g n e r ; fantaisien uit alle bekende opera’s en
solostukken; en hij deed dit met zulk een talent, dat die arrangementen
de oorspronkelijke scheppingen zeer nabij komen. Tot
tweemaal toe in 1852 en i860 sloeg hij het vereerend aanbod af
om direkteur van de Musique de la Garde te Parijs te worden, zoo
00k in i860 het aanbod der direktie van de Rotterdamsche Schutterij-
muziek. Verschillende binnen- en buitenlandsche ridderorden vielen
hem ten deel en bij zijn 50 jarig jubileum, op 23 Sept. 1877, gaven
de nederlandsche kunstenaars hem blijken van groote vereering en
gehechtheid.
Uit zijn Staat van dienst blijken de volgende benoemingen: 12
April 1849 tot kapelmeester van het muziekkorps van het Regiment
Grenadiers en Jagers (later Koninklijke Kapel); bij Kon. Besl. van
2 Aug. 1861 tot direkteur der muziek van het korps met den rang
van 2e luitenant; bij Kon. Besl. van 18 Sept. 1864 werd hem de
rang van le luitenant en bij Kon. Besl. van 24 Juni 1871 die van
kapitein verleend.
De verdienstelijke man stierf 16 Sept. 1878 te ’s Gravenhage,
nadat hij de Kapel van genoemd Regiment tot een hoogen trap van
bloei had weten te brengen. Ten bewijze hiervan zij vermeld, dat
zijne kapel op een internationalen wedstrijd van militaire muziek-
korpsen te Parijs in 1867 den tweeden' prijs behaalde. Zijne biblio-
theek, bestaande uit 2000 partituren, werd na zijn dood door den
Staat ten behoeve van genoemde kapel aangekocht.
Hij werd 19 September 1878 op Eik-en-Duinen begraven.
26. 1864.
Gegraveerde penning in goud vereerd aan
P a n g e r a n B a n d a h a r a v a n P o n t ia n a k , A bd o e
’l R a ch m a n b in A bo e B a k a r A l - K a d r i , w e -
gens het dempen van onlusten in Sintang,
hangende aan een gouden keten.
Vz. Nagenoeg gelijk D i r k s n i 705, de leeuwen
en het wapen op een in het midden uitgesne-
den plank, waaromheen zieh het lint met de
wapenspreuk slingert, daaronder allerlei siera-
den en guirlandes.
Kz. Opschrift tusschen krullen:
HET
NEDERLANDSCH INDISCH
GOUVERNEMENT
AAN DEN
PANGERAN BANDAHARA
. VAN
PONTIANAK
ABDUL RACHMAN
BIN ABOE BAKAR ALKADRI
VOOR ZIJNE VELE EN GOEDE DIENSTEN
GEDURENDE DE ONLUSTEN IN DE
AFDEELING SINTANG
——- 1864
Daaronder in arabische karakters het navol-
gende maleische opschrift, zijnde eene verta-
ling van bovenstaand hollandsche.
tXJÜjtXj
i
( J o l j r J v 3 v ^ I j p f
îZxàmi o
w ‘ — 1864.