78. 1866. 30 December.
Eereteeken voor XV en meerjarigen dienst
als officier bij de land- en zeemacht.
Vierarmig kruis met mat gekanuleerden rand,
waarop een om 2 gekruiste zwaarden geslin-
gerden krans van lauwer- en eikenloof, waarin
XV, XX, enz.
Zilver verguld met oog en ring, 28 bij 30
m.M., aan oranje, wit, blauw lint, breed 33 m.M.
Verz. Z.
79. Als voren voor de officieren der schutterij.
Geheei als voren, de armen zilver, de krans,
zwaarden en eijfers verguld zilver, aan oranje
gewaterd lint, breed 33 m.M.
Ingesteld bij K. B. 30 December 1866, Staats-
blad n°. 244, ter vervanging van het vroegere
eereteeken. Zie D i r k s , n°. 635.
Wij WILLEM m , enz.
Overwegende, dat het onderscheidingsteeken wegens langdurige
officiersdienst, ingesteld door Onzen onvergetelijken Vader, en later
eenigzins gewijzigd als eereteeken ook toegekend aan de officieren
der schutterij en, wegens langdurige dienst daarbij bewezen, door alien,
die tot het dragen daarvan geregtigd zijn, op den hoogsten prijs
wordt gesteld;
Overwegende, dat meermalen de wensch is geuit, dat de vorm
van dat onderscheidings- en eereteeken meer in overeenstemming
werde gebragt met den gewonen vorm van de eereteekenen, die wegens
militaire Verdiensten worden toegekend;
Overwegende, dat, zoo aan dien wensch wordt te gemoet gekomen,
ook aan de ridderlijke bedoelingen van den Doorluchtigen Insteller
nog meer zal worden beantwoord, en dit tevens zal strekken om de
waarde van het eereteeken zoo mogelijk nog meer te verhoogen;
En willende dan ook aan dien wensch voldoen, zonder echter in
de grondslagen der instelling zelve eenige wijziging te brengen;
Gezien de Koninklijke besluiten van den I9derl November 1844,
n°. 46 en n°. 48, van den 28'ten December 1844, n°. 64, van den
5<ien December 1851 (Staatsblad n°. 149), en van den 9d<m Januarij 1852,
n°. 17, betrekkelijk het bedoelde onderscheidings- of eereteeken;
Op de gemeenschappelijke voordragt van Onze Ministers van
Binnenlandsche Zaken, van Marine, van Oorlog en van Kolonien, van
den 20sten December 1866, lit. X 24, Kabinet.
Den Raad van State gehoord (advies van den 28«ten December
1866, n°. 44);
Gezien het nader rapport van Onzen Minister van Binnenlandsche
Zaken, van den 29>ten December 1866, lit. P, 44e afd.;
Hebben besloten en besluiten:
Art. r. Het eereteeken, bij voormelde besluiten bedoeld, zal
voortaan bestaan in een vierarmig kruis, waarvan de horizontale
armen 28 en de vertikale 30 strepen lang zijn, de grond gedeeltelijk
mat en glans — omgeven door eenen gecannuleerden rand; in
het midden een krans van olijf- en eikenloof, breed 17, hoog 13
strepen, zieh slingerende om en zieh verheffende boven twee kruise-
lings liggende zwaarden, omvattende het cijfer, aanduidende het
getal dienstjarenA
Voor de officieren der schutterijen is het eereteeken van zilver,
doch de. krans en de eijfers verguld; voor de officieren der zee- en
landmagt, zoo hier te lande als in de overzeesche bezittingen, van
verguld zilver.
Art. 2. Het eereteeken wordt op de linkerborst gedragen, door
de officieren van de schutterijen aan een effen oranje gewaterd lint,
door de officieren der zee- en landmagt aan een oranje, wit en blaauw
gestreept zijden lint, voor beiden ter breedte van 33 strepen.
Art. 3. Het eereteeken wordt nimmer anders dan van de vastgestelde
grootte, en het lint nimmer zonder hetzelve gedragen.
Art. 4. Zij, aan wie als officier, hetzij bij de schutterijen, hetzij
bij de krijgsmagt, het eereteeken in den vroegeren vorm — als gesp —
is uitgereikt, zijn bevoegd, het te verwisselen met dat, hetwelk bij
Ons tegenwoordig besluit is vastgesteld.
Art. 5. Alle bestaande bepalingen nopens het verkrijgen en het
verliezen van het regt op het eereteeken, het verstrekken en uitreiken