
inderdaad zeer veel rijker dan men oppervlakkig zou vermoeden. Alleen
ten opzichte van plaatsnamen en namen van personen kon het misschien
nog iets vollediger gewenscht worden. Hier en daar zijn minder nauw-
keurige schrijfwijzen van inlandsche namen of woorden, die vooral in het
begin van mijn werk nog al voorkomen, omdat ik of door de kracht der
gewoonte, öf door onzekerheid, öf uit vrees van het den lezer lästig te
maken, aan de gebruikelijke, maar verkeerde schrijfwijze vasthield, in
het Register stilzwijgend verbeterd. Doch hierin heerscht geen volkomen
consequentie; want dezelfde oorzaken die tot de oorspronkelijke onnauw-
keurigheid geleid hadden, verzetten zieh ook tegen een streng doorgevoerde
verbetering. Ik kies tot een voorbeeld den naam van het bekende Loano
in Bagelen. Ik durf niet bepalen hoe de ware Javaansche vorm van dezen
naam luidt. Er bestaat in het Jav. een woord lawänä; maar als hiermede
bedoelde eigennaam in vorm overeenkomt, hoe laat zieh dan het ontstaan
van den gebruikelijken vorm verklären? Bovendien hoe weinige lezers
zouden in LawSnä het bekende Loano hebben weergevonden ?
De correctie van het Register heeft veel tijd gevorderd. Na de zorgen
door den heer van Eck daaraan besteed, heb ik niet geschroomd alles nog
eens zorgvuldig na te gaan; want een Register dat niet te vertrouwen is , is
erger dan geen Register. Werkelijk heb ik nog menige kleine verbetering
aangebracht; maar mijne bijvoegselen hebben misschien een enkele maal
tot. zekere ongelijkmatigheid aanleiding gegeven, die niet aan den Heer
van Eck kan geweten worden; hem behoort alleen dank voor de wijze,
waarop hij zieh jegens mijn werk verdienstelijk heeft gemaakt.
In de voorrede van het Derde Deel beloofde ik voorwaardelijk aan de
verbeteringen, voor een zeer groot gedeelte alleen tot drukfouten betrek-
king hebbende, die reeds in ieder der drie deelen onmiddellijk achter de
Voorrede volgen, en in het tweede ook reeds eene aanvulling op die
van het eerste bevatten, hij de uitgave van het Register * eene beknopte
samenvatting te zullen toevoegen van de voornaamste bijzonderheden,
inmiddels te mijner kennis gekomen, waarmede mijn werk kon aan-
gevuld en zooveel mogelijk op de hoogte van den tegenwoordigen toestand
gebracht worden. Vele dezer bijvoegselen en verbeteringen zijn reeds
door mij medegedeeld in het Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genoot-
schap, terwijl eene reeks van aanteekeningen op het eerste deel, door
den kundigen Regent van Brebes, is opgenomen in het derde deel der
Bijbladen van dat Tijdschrift. Van verschillende zijden werd ik op leemten
en misstellingen opmerkzaam gemaakt; naast de aanteekeningen van
genoemden Regent, dank ik den grootsten oogst van verbeteringen aan
Dr. Groneman te Jogjakarta, eenige andere aan de Heeren Bool, Knebel,
G. Pannekoek, H. G. Pennink en anderen, waaronder zelfs ongenoemden.
Niet alles wat ik daarvan reeds in het Tijdschrift van het A. G. heb
bekend gemaakt, kon of mocht hier herhaald worden. Vele opmerkingen
toch zijn van dien aard, dat zij wel tot eene gewijzigde redactie van
sommige gedeelten van mijn werk in een eventueelen herdruk zouden
moeten leiden, maar niet met bepaaldheid en in beknopten vorm kon
worden aangeduid hoe het betere zou moeten luiden, dat in de plaats van
het gebrekkige behoorde gesteld te worden. Daarom heb ik mij in sommige
gevallen, die echter nooit hoofdzaken betroffen, bepaald tot de aan-
wijzing waar de vermoedelijk of stellig juistere voorstelling te vinden was.
Dit geldt ook van een paar episodes in de Geschiedenis van Java in het
Tweede Deel, die, door de raadpleging van pas uit de Archieven te voor-
schijn gebrachte oorkonden in een ander licht gesteld, eene geheele om-
werking zouden behooren te ondergaan, maar niet door de wijziging van
enkele woorden en zinsneden kunnen worden te recht gebracht.
Zelfs bij deze beperkingen is de lijst der verbeteringen lang, maar niet
langer dan ik verwacht had. Ik ben zelfs overtuigd, dat nog slechts een
klein gedeelte der leemten in mijn werk thans is aangewezen. Telkens
werden mij nieuwe bekend, en dit maakte mij huiverig om de gelegen-
heid tot aanvulling voor goed af te sluiten. Maar er moest eenmaal een
einde aan komen, en nu eindelijk het Register geheel gereed was, heb
ik ook gemeend de bijeenbrenging en uitgave der Verbeteringen niet langer
te moeten terughouden. Het was mij eene ergernis dat daarbij, behalve
de reeds vroeger aangewezene, nog weder een groot aantal eigenlijke
schrijf- en drukfouten moesten gevoegd worden; maar het is beter ze te
erkennen en te verhelpen, dan ze te ignoreeren en te verbergen.
De verbeteringen, reeds vroeger in de verschillende deelen van dit werk
opgegeven, werden hier niet weder ter sprake gebracht, tenzij in een paar
gevallen, waar de voorgestelde verandering herroeping of wijziging bleek te
behoeven. De lezer zal zieh dus moeten getroosten, wil hij een volledig over-
zicht krijgen van alles wat naar mijn inzien en tegenwoordige kennis verandering
behoeft, vier opgaven van verbeteringen te vergelijken en met
elkander aan te vullen. En ik hoop dat velen zieh die moeite getroosten
zullen, liefst door in hun exemplaar alle verbeteringen op hare plaats
aan te teekenen. Dit is helaas! de gewoonte van weinigen, en het is
juist het verdrietige, dat schier van alle poging tot verbetering, zoo ze
niet in een herdruk kan worden ingelijfd , zou afschrikken, dat er door-
gaans door de lezers geen acht op wordt geslagen.