
DEEL
Bl. 8 r. 19 y. b. staat op zieh zieh leeB op zieh.
„ 19 r. 16 v. b. * hoogst hoogst lees hoogst.
36 r. 10 v. o. „ Klongkong lees Kloengkoeng of Kaloengkoeng.
„ 38 r. 12 y. o. » Waenders „ Woanders.
, 52 r. 5 y. o. „ Ten Z. Z. W. lees Ten Z. Z. 0.
, 57 r. 10 v. o. „ Pekalongen lees Pekalongan.
„ 64 r. 5 y. b. „ v. Kingsbergen lees v. Kinsbergen.
A 98 r. 9 y. o. fl* vier omgangen „ vier ingangen.
, 109 r. 6 v. b. wordt gesproken van beeiden op den top van den berg Pandan. In
bet bijvoegsel op diSSplaats, D. I I , bl. XY, is een fout ingeslopen r. 5 v. b. Men
leest aldaar Djipang adoe. Dit moet zijn Djipang oeloe. Hadere bjjzonderheden
over de oudheden op en om den Pandan, vindt de lezer D. I I I , bl. 729 v.
, 109 r. 15 v. b. Staat rechts lees links.
, 143 r. 4 v. b. „ wegens hare gezondheid lees toegens hare ongezondheid.
„ 192 r. 13 v. b. „ Angkâ Wedjâjâ lees Angkâ Widjâjâ.
, 204 r. 5 v. o. Over het hier vermelde graf van Soenan Dradjat zijn nadere bijzonderheden
te vinden in het Rapport betrekkelijk de partie, landen beoosten de
Tji Manoek, bl. 455. De desa Dradjat werd in 1815 in eigendom afgestaan aan den
Pangéran Bgdrä Koesoemä , die Pangéran der moskee van Dradjat wordt genoemd.
Thans is dit grondgebied in handen van Radèn Gclndä Koesoemä, oudsten zoon
van genoemden Pangéran, die van de bevolking heerendiensten en belastingen vor-
dert. Dradjat wordt tot de particulière landen gerekend, maar de rechtstoestand is
zeer onzeker.
, 258 noot 2 staat bl. 536 lees bl. 586.
, 276 r. 4 v. o. De heer de Jonge heeft het hier vermelde werk niet mögen voltooien.
Hij overleed in Maart 1879, na tien deelen van zijn werk, loopende tot het jaar
1764, te hebben uitgegeven. Het werk wordt voortgezet door den beer M. L. vanDe-
venter, die in 1883 reeds een elfde deel, loopende tot 1781, daaraan heeft toegevoegd.
A 278 noot, r. 2 v. o. staat X X X . 289 lees X X X . 260.
279 „ r. 2 v. b. „ Panembaham lees Panembahan.
, 280 r. 3 v. b, staat volksplanting lees volkplanting.
A 373 noot 2. Zie over Tangoei Angin, "Tedoenen en Tji Doenan D. III, bl. 505 noot.
, 400 r. 5 v. o. staat zefs lees zelfs.
A 416 noot 2 staat Het landschap Loedâjâ, welks naam thans geheel van de haarten
verdwenen is. Dit is volkomen onjuist. Loedäjü is nog de naam van het zuidoostelijk
district van Eediri. Zie Deel III , bl. 745 v.
A 466 r. 12 v. b. staat bezitting lees bezetting.
476 r. 18 v. b. „ Panaroekan lees Pamanoekan.
Bl. 494 r. 6 v. o. tot bl. 498 r. 9 v. b. Een nauwkeuriger bericht over de gebeurtenis-
sen van den hier verhaalden Bantenschen opstand gaf de heer P. J. B. C. Robidd
van der Aa in de Bijdr. voor T. L. en Yk. van Hed Indie, 4e Yolgr., D. Y, bl.
1—42, onder den titel: „De groote Bantamsche opstand in het midden der vorige
eeuw.“ De verbeteringen waartoe dit uit offlcieele bescheiden geput verhaal aan-
leiding zou geven, kunnen niet in weinige woorden vermeld worden; eene geheele
omwerking dezer bladzijden zou noodzakelijk zijn, maar gaat de grenzen dezer
„ Yerbeteringen“ te buiten.
„ 499 r. 18 v. o. tot bl. 502 onderaan. Het hier, meest volgens traditie, geleverd verhaal
van de verovering van Java’s Oosthoek door de Oost-indische Compagnie,
vertoont zieh, meer nog dan ik in de noot op bl. 502 vermoedde, in een geheel
ander licht, nu de toedracht der zaken met meer juistheid uit de archieven is
aan het licht gebracht door den heer M. L. van Deventer, in het door hem, ten
vervolge op de Jonge’s arbeid, geleverde elfde deel der „Opkomst van het Nederl.
gezag in Oost-Indie“, bl. 1 —35. lk zou evenwel niet durven beweren dat er niets
waars is in de ongunstige voorstellingen die de overlevering van deze gebeurtenis-
sen geeft; zij mögen zeer overdreven zijn, maar zeker geldt vooral ook van de han-
delingen der 0. I. Compagnie; dat de offlcieele waarheid niet altijd de echte
waarheid is. Ook van dit gedeelte is eene omwerking noodzakelijk, die in eene
tweede uitgave op hare plaats zou zijn, maar de grenzen dezer „Yerbeteringen“
ovcrschrijdt.
„ 514 r. 20 v. b. staat in 1783 lees in 1683.
532 r. 2 v. b. Dat men de bevolking van het tegenwoordig Batavia niet veel hoo-
ger dan 70,000 zielen stellen kan, zooals hier beweerd wordt, is onjuist, zooals
blijkt uit de offlcieele opgaven omtrent de bevolking der voornaamste steden van
Java, die in de laatste jaren in den Regeerings-almanak voorkomen. Daarin werd
in 1881 de bevolking van Batavia (stad en voorsteden) op nagenoeg 103,000 zielen
gesteld. Zie ü. III van dit werk, bl. 845.
„ 557 r. 13 v. b. staat d ie .... door Daendels uit de landen benoorden de Tji Kao en
de districten I ji Äsern en Pamanoekan werd gevormd lees die. . . . door Daendels
uit de vereeniging van dit gebied met de landen benoorden de Tji Kao en de districten
Tji Asem en Pamanoekan werd gevormd.
557 r. 15 v. b. staat 10 Januari 1810 lees 10 Januari 1811.
A 604 r. 14 v. o. „ lantrenten lees landrenten.