
Melden gedenkpaal den naam van Toegoe ontleent, Mat' de aloen-aloen, Wudraohter
deuitgestrektevierhoek gelegen is, die door den Kraton wordt beslagen. Eer men de
aloen-aloen bereikt, laat men aan zijn reehterhand het Gouvernements-kantoor, de
Protestantsche kerk, het Residentiehuis en de Societeit liggen, terwijl tegenover al
deze gebouwen aan de linkerhand het fort Vredeburg verrijst.
Bl. CIS r. 9 v. o. staat de Europeesche begraafplaats, op welke lautste men, enz.
lees eene thans gesloten, en door eene nieuwe ten zuiden der stad en beoosten den
Kraton vervangen, Europeesche begraafplaats, op welke men, enz.
„ 619 r. 3 v. b. Staat Rustenburg lees Vredeburg. Ook de woorden elk met schietgaten
voor twee stuklcen zijn niet nauwkeurig. Drie bastions hebben acht en het vierde
zos schietgaten; doch dit laatste, het zuidwestelijke, is bovendien met een mortier
gewapend, die op don kraton is gericht.
„ 619 r. 8 v. o. staat een canapé is geplaatst lees een paar roode met goud versierde
troonstoelen zijn geplaatst. Ook moet opgemerkt worden dat de Sultan tooh altijd
op zijn eigen vergulden , met groen fluweel bekleeden dampar z it, die daartoe bij
alle offioieele foesteüjke gelegenheden wordt medegevoerd. Het nieuwe residentiehuis
is in 1875 of 1876 iu gebruik genomen.
„ 621 r. 3 v. b. De geladag is eigenlijk geen plein, maar een eindje straat met een
steenen barrière zonder deuren of gewelf in het midden. Het in noot 1 aangegeven
onderscheid tussohen de geladag van Soerakarta en Jogjakarta schijnt dus niet te
bestaan.
„ 622 r. 9 v. o. staat een soort van pick-nick. Deze wijze van de maleraans te vieren,
die alleen te Jogjakarta in gebruik is, is een navolging van een geimproviseerden
pick-nick door den stichter van het Jogjasche rijk tijdens zijn opstand tegen den
Soesoehoenan in de open lucht gehouden.
n 623 r. 1 v. b. staat, dat de Sultan deze samenkomsten te paard bozoekt. Doch dit
heeft alleen plaats bij de laatste malcman (op den 29sten), en ook bij deze alleen
beslaan de feestvierenden de geheele aloen-aloen. Bij de vier andere verschijnt de
Sultan te voet en zijn de feestvierenden vereenigd op eene Vierkante ruimte aan de
zuidzijde van de aloen-aloen.
„ 624 r. 2 v. b. staat Er is geen middel om in het godshuis te komen zonder dien
vijver te doorwaden. Zoo schijnt het vroeger geweest te zijn, maar thans is de vijver
vóór den oostelijken of hoofdingang overbrugd. Het vijverwater is niet helder, maar
ondiep en vuil.
„ 624 r. 9 v. o. — 626 r. 16 v. b. In deze beschrijving van het moeloed-feest te Jogjakarta
komen eenige kleine onnauwkeurigheden voor, waarover men de opmerkin-
gen van den heer Groneman in het Vide D. van het' T. v. h. Aardr. Gen., bl. 114
vv., kan raadplegen. Zij zijn echter van te weinig belang om ze hier als verbete-
ringen op te geven. Hetzelfde geldt van de opmerkingen waartoe de vergelijking
mijner beschrijving van den Kraton, bl. 626 vv., met de zeker betere van den
heer Groneman aanleiding geeft. De verschillen zijn, ten deele althans, aan veran-
deringen in de laatste jaren toe te schrijven. Ik bepaal mij tot de volgende aan-
duidingen. Bl. 626 r. 11 v. o. Het hier vermelde gebouw voor den Besidentieraad
schijnt niet meer te bestaan; deze vergadert thans in het Residentiekantoor. Aan
de zijde tegenover den pandäpa voor de crimineele rechtbank, maar binnen den kra-
tonmuur, ligt de kaserne der Europeesche lijfwaoht-dragonders. Rechts (west) van
die kaserne bevinden zioh de stallen en remises* De staatsie-koets wordt ook gebruikt
bjj de plechtige optochten van den Sultan naar het Residentiehuis. Van
trappen naar de bangsal witSnS (bl. 628 r. 14 v. o.) kan men niet wel spreken,
beter is het te spreken van twee kleine verhoogingen van den vloer. De Kadipaten
is , bl. 629 r. 5 v. o., ten onrechte achter de stallen der rijpaarden in het oos-
telijk deel van den Kraton geplaatst; zij ligt in het westelijk deel, dicht bij de
bl. 632 r. 6 v. b. vermelde Piangkoeng Tamansari. Er is evenwel achter de stallen
eene plaats waar nog een overblijfsel van een pandäpR te zien is , en waar mis-
schien vroeger een verblijf voor den Kroonprins gestaan heeft. Die plaats noemt
men Panembahan. Eene afzonderlijke wijk der pradjoerits, bl. 630 r. 5 v. o., be-
staat niet meer; zij wonen in verschillende kampongs verspreid. De toegangen tot
het "Waterkasteel (bl. 632 r. 11 v. b.J liggen niet onder, maar door den vijver;
zij zouden echter door water omgeven zijn, indien de vijver niet meestal geheel
droog was. Van Poelo Ken&ngä (bl. 633 r. 5 v. o.) is niets anders overig dan een
onherkenbare bouwval.
Bl. 634 r. 15 v. b. De hier genoemde poorten van de Pakoe-alaman bestaan niet meer.
Er is nog sleohts 55n poort bij den zuidwesthoek, ontoegankelijk voor rijtuigen.
„ 636 r. 13 v. b. Er schijnen thans in dien vijver geen ikan 1515h meer te zijn, maar
men heeft er voor weinige jaren gewone goudvisschen uit Bandong in gebracht;
tt 6^1 r- 15 v. b. De badplaats waarheen de hier beschreven bedevaarten verricht worden,
heet Ambar Winangoen.
w 611 r. 5 v. o. De torenvormige rots van den Goenoeng Gamping is reeds jaren
geleden ingestort.
„ 643 r. 8. v. o. Bij de vermelding van het Pakoe-alamsche regentschap Karang Kemoening
heb ik verzuimd gewag te maken van de merkwaardigste bijzonderheid
waardoor het zieh onderscheidt, t. w. de vervaardiging van het zoogenaamde zui-
derzeestrandzout, die vroeger geoorloofd of gedoogd was op de geheele zuidkust
van Banten tot Pasoeroean, doch door een verbod der Regeering van Febr. 1836
tot de Vorstenlanden beperkt werd, en, daar in die gewesten alleen het strand van
het Pakoe-alamsche gebied den zoutaanmaak begünstigt, inderdaad zieh schier uit-
sluitend tot het genoemde regentschap bepaalt. De wijze van zoutmaken is hier als
volgt. Des morgens vroeg maken mannen en vrouwen eene met zand bedekte piek
aan het strand, in de nabijheid hunner woningen, met hark en schoffel effen en
rein , waarna zij die piek, door middel van scheppers uit breede lontarbladereD go-
vormd, met zeewater drenken. Ha eenige uren rust hoopen zij het besproeide zee-
zand op met een plankje dat van een handvatsel voorzien is , waarna zij .om den
hoop, met vier stukkon hout of bamboe, een vierkant afsteken, waarvan iedere
zijde omstreeks twee voet lang is. Op die stokken plaatsen zij een vierkant raam ,
met een van bamboe gevlochten mat bespannen, ,en onder die mat wordt een uit-
gehold houten blok geplaatst. Het gedrenkte, maar inmiddels door de verdamping
reeds droog geworden zand wordt nu bij gedeelten op de mat geworpen en daarop
andermaal met zeewater besproeid, dat, terwijl het door de mat in het blok af-
vloeit, de zoutdeelen medevoert die zieh in het zand hebben vastgezet. Is de eerste
dosis besproeid zand op deze wijze gewasschen, dan wordt zij vervangen door een
tweede en zoo vervolgens, tot de geheele hoop is opgeruimd. Het dus verkregen,
met veel zout bezwangerde zeewater wordt nu naar de woning gevoerd, in aarden
potten met wijden mond gestört en op eenvoudige fornuizen door een sterk vuur
uitgedampt. Daarna wordt het overblijvende zout uit de potten genomen. Het is zoo