18 DIEBEN: R—S.
lijktì organismen), I 170 v.; Pteromalidae
(springwespen), I 200; Pteromys (vlie-
gende eekhoorn — J. kendo), I 251; Pteropus
edulis (vliegende hond — Icalong),
I 179; 255; Ptilonopus roseicollis (kleine
groene duif), I 233; Pulices (vlooien —
J. kepindjal), I 184; Pupiparae (luisvlie-
gen), I 184; Python (pelar saie ah), P. re-
ticulatus. en molurus, I 221.
R. Paaf. Zie Corvus macror.; Rajides (roggen),
I 209; Pana, tigrina (kikkersoort),
I 219; Rat. Zie Mus en Pithechir mel.;
Reiger. Zie Ardea en Tantali l.; Rep-
tilien, I 207, 219 v.; Reuzenschelp. Zie
Tridacna gigas; Rhacophorus (soort boom-
kikker), I 219: R. Reinwardti, ib.; Rhi-
noceros (badak en badak-gadjah), I 247;
— hoorn, I 248; — paden, I 247 v.; I li
99; 232; 446; Rhynchoten (insektengroep),
I 182 v.; Rijstvogeltjes (Fringttla ory-
zovora, J. gelatile), I 234 v., 239; 524.
Ygl. Fringilla; Roggen. Zie Rajides en
bij Trygon l. en Aetobatis nar.; Roof-
dieren. Zie Ferae en Insectivoren; Rotatoria
(raderdiertjes), I 175 v.; Runderen,
I 582 v. Zie Bos; Rupsen. Zie Vlinders;
Rusa hippelaphus (roesa-hert), I 250; III
819; R. Kuhlii (hertensoort op Bawéan),
I 250.
S. Salanganen. Zie Zwaluwen ; Salpen,
gesl. van Tunicata, I 203; Saltatoria (J.
walang — sprinkhanen), I 192 v.; Salti-
gradae (springspinnen : J. matjannan) , I
180; Saturnia Atlas, insularis, jamamai
en trifenestrata (zijdeworm-soorten), 1 190;
III 80; Satyrieden (groep van dagvlindora),
I 189; Saurobatrachiers (hagediakikkera),
I 219 (waarvan op Java alleen bet geal.
Epicrìum glutinosum); Scatophagus argus
(drekviach) , I 216; Schaaldieren. Zie
Crustacea; Schaap (J. wedoesgibus en
wlànda), I 247; 583; Schelpdieren. Zie
Conchiferen en Reuzenschelp-, Schildpad-
den. Zie Chelonii, Emydae, Chersidae en
Trionycidae; witte —, III 636; Schin-
ken (hagedissoort), I 227; Schorpioen (J.
kaledjingking), I 180. Zie Buthus ; —
spinnen. Zie Pedipalpen; Schubdier. Zie
Manis Jav.; Sciurus (J. M. badjing —
eekhoorn), I 251; 484; 561; S. Javensis
of bicolor, ib.; Scolopax stenura (snip-
pen), I 239; Scolopendra morsitans (soort
duizendpoot), 1 181; Scomberidae (makree-
len), I 216 v.; Scomber kanagurta (ikan
kombong), I 217; Sepia (aoorten van inkt-
viaeh), 1206; Sericaria mori (gewone zijde-
worm), I 190; Serpulienen (worxnaoort), I
176; Serrani (ikan krapoe), I 214; Sialis
(gaaavliegen), I 198; Sidderrog. Zie Torpédo',
Sillago (z.g.spiering), 1216; Siluridae
(roofviaachen: meervallen), I 211 v.; Sim-
ping (J.), soort parelschelp, I 43; 204;
Slakken, I 206. Zie Kreeftslakken; Slan-
gen, I 220—227. Zie bij Oelar en verder
bij de namen; wikkel —. Zie Tortricieden',
brìi —. Zie Naja tripudiane; zee —, I
226. Yergelijk Viperidae; Slangvisch. Zie
Ophidiidae; Slijkspringers, groep van go-
biidae, I 217; Snippen. Zie Scolopax s. ;
Snoek. Zie Esocieden en Sphyraena j.;
Snuitkevers. Zie Calandra; Solea cornuta
(ikan lidah — tong), I 213; Solen (soort
achelpdier, ook wel „meshecht“ genoemd),
1 203 v.; Solifugae (zonachuwende spinnen).
I 181; Sorex myosurus (apitamuis), 1 252;
Sparidae(groep vÌ8schen),I215; Spechten, I
245; Sphyraena jello (z. g. snoek), I 216;
Sphyrocephalus , gesl. van Turbellariën,
I 174; Spiering. Zie Sillago-, Spinnen. Zie
Arachnoïeden, Pedipalpen, Saltigradae ,
enz.; — jagers. Zie Arachnotherae; Spin-
ners (nachtvlinders), I 189; Spitsmuis. Zie
Sorex m ; Spoelwormen. Zie Ascarieden;
Spoken. ZieMantidae en Phasmidae; Spook-
diertje. Zie Tarsius spectrum; Spreeuw.
Zie Gracula r., Lamprotornis en Sturno-
pastor; Sprinkhanen. Zie Saltatoria; zee
—. Zie SquillidUe; Squalides (haaien : J.
tjoetjoet ; M. hijoe), I 209 v.; gebruik dat
Inlanders en Chineezen van deze tot de
Chondropterygii behoorende dieren maken
I 209; Squamipennes (schubvinnige vis-
schen), I 215 v.; Squillidae (zeesprinkha-
nen), I 177; Staphylinidae (roof kevers), I,
199; Stekelvarken. Zie Hystrix f-\ Stelt-
loopers, I 239; Stenocoris varicortm
DIEREN: T -Z . 19
Burm. (J. Walang sangit, „rijststinkvlin-
der“), I 184; Stomatopoden, I 177; Stro-
mateus (ikan bawal), I 217; Strix flammea
(J. beloek en darès) , I 189; 239 ;
Sturnidae (3. djalaq — spreeuwen), I
235, 242; Sturnopastor jalla (soort van
spreeuw), I 242; Sus vittatus en verruco-
sus (wild zwijn = J. tjèlèng), I 248 v.
T. Tachydromus sexlineatus (hagedissoort),
I 228; Taenia solium (J. tjatjing = lint-
worm), I 174; Tantalus lacteus (soort reiger),
I 239; Tarsius spectrum(wpodk<Bertie),
I 258; Teken. Zie Ixodina\ Teredo (paal-
wormen (J. kapang), I 205; Termieten
(witte mieren rajap), I 147 v., 157,
194—198; 616; gevleugelde — (J. larorì\,
I 520; 616; Teuthidae (ikan bronang),
I 218; Thenus orientalis (oedang bladok),
I 178; Therapon (vischsoort), I 214;
Tineae (motten = J. tjélémbidé), I 189;
Tijger. Zie Felidae en bij Matjan. Zie ook
Dierengevecht; Tjirit krdtjd (soort worm),
III 1023; Tjitjalc. Zie Hagedis; Toepei.
Zie Cladobates', Tolcei lees ; Tokèq; To-
kèq. Zie Platydactylis " r ‘ Tong. Zie
Solea cornuta; Torren (J. gambreng,
kwangwoeng, enz.), I 189,198 v.; boor—;
Zie Xylophaga; klapper —. Zie Calandra
Schach; bok —. Zie Longìcornia, enz.;
Torpedo. Zie bij Roggen; Tortelduif. Zie
Turtur M.; Tortricieden (wikltelslangen),
I 221; Tosena fasciata, soort van cicaden,
I 183; Toxotes jaculator (ikan soempit of
,boogschutter“), I 215; Tragops prasinus
(oelar boenga), I 223; Tragulus Javani-
cus (kantjil of dwergbert), I 243, 250;
Trichiuridae, I 216; Trichiurus haumela
(ikan lajar), 1216; Tridacna gigas (J.M. ¡cima,
de reuzenschelp), I 204 v.; Trigonoce-
phalus rhodostoma (oelar bedoedak), 1 226;
Trionycidae (rivierschildpadden rr: J. boe-
loes),1 232; Tripang. Zie Holothurien; Tro-
pidonotus (waterslang), I 222; Trygon lym-
ma (rogge = ikan yard), I 209; Tunicata
(huidzakdieren),1203; Turbellarien (draai-
wormen), I 174; Turdus fumidus (soort
van lijster), I 244; Turtur Malaccensis
(tortelduif = J. M. perkoetoet), I 233 v.;
T. tigrinus en bitorquatus, ib.; Typlilops
ater en braminus (kleine slangensoort), I
220.
U. Eilen. Zie Strix fl.; Upeneus (ikan bidji
nangka), I 215; Ursidae, I 252.
V. Valk Zie Falco s.; Varanus bivittatus(men-
jawak: soort hagedis), 1 227 v.; Vechtvisch.
Zie Betta; Vespidae (wespen = J. tawon), I
200; Vinken. Zie Fringilla en Rijstvogeltjes',
Viperidae (addersl, I 226 v.; Vis-
schen, I 207- 219. Zie onder Ecan en de
namen der afzonderlijke soorten; Visch-
otter. Zie Aonyx l.; Viverridae, 1 253; V.
rasse (eivetkat = J. rasé), ib.; Vleermuizen
(J. läu’S; S. lalai-, M. lawa en kalalawa ,
enz.), I 179; 239, 246, 255 v.; III 788.
Zie ook Pteropus edulis en Dysopes
tenuis; Vliegen. Zie Brachycera; — vanger.
Zie Pericrocotus miniatus; Vlinders, I
186—189. Zie Danaieden, Nymphalieden,
Papilionieden en Piérieden; nacht —. Zie
Bombyces-, Vlooien. Zie Pulices; Vogels (J.
manoek en pelcsi; M. boeroeng), I 232—
246 en verder op de namen.
W. Walang. Zie Saltatoria-, — sangit. Zie
Stenocoris var.; Wandelende takken. Zie
Phasmidae; Wandelende bladen. Zie Man-
tidae; Wantsen. Zie Hemipteren; Water-
hoenders. Zie Fúlica lug. en Gallínula
phoen.; Waterjuffers. Zie Libellulae; Wa-
terluis. Zie Cyclops; Watervloo. Zie Daphnia;
Wespen. Zie Vespidae; Wevers, 1 241;
Wieleivaal. Zie Analcipus sang.; Witjes,
I 187; Wonnen (J. oeler-, M. oelat), I
170, 174 vv. Zie verder op de namen.
X: Xenodermus Javanicus (slangensoort),
I 223; Xenopeltis unicolor (slangensoort),
I 221 ; Xylophaga (boortorren), I 198.
Z. Zeebeurzen. Zie Holothurien; Zeeegels.
Zie Echinoideeen, Zeekoe. Zie Halicore
dujong; Zeekwal (J. u-oewoer), I 187;
Zeenetels Zie Acalephae; Zeepokken. Zie
Baianus; Zeesprinkhanen. Zie Spuilli-
dae; Zeevarken. Zie Cidarites diadema;
Zeevleermuizen. Zie Roggen; Zijdeworm.
Zie Bombyx en Saturnia; Zoogdieren,
I 246 v.; Zuigvisch. Zie Echine'is r.
Zwalutcen, I 233, 244; gier — (salanga