
ken zijn op hetzelfde tijdstip, waarop Noesa Kembangan door vulkanische werkmg
werd opgestuwd. De oude luister der verzonken stad, moet zieh, volgens de inlanders,
hersteilen, wanueer Tjilatjap een bloeiende en volkrijke plaats zal geworden zijn.
341 r. 9 v. b. staat Singaprana lees Singaparna. . . .
384 r 11 v b. De verklaring van Pekalongctn door „verblijf der kalongs“ is foutief,
zooals reeds in de Yerbeteringen op D. 1, bl. 255, is aangetoond. Het islook met
waar dai de kalongs in deze residence zoo bijzonder menigvuldig zijn. Men heelt
dat uit den naam afgeleid en meende het te zien, omdat men geloofde dat het
zoo was.
384 r. 15 v. b. staat Pangdsalan lees Pangangsalan,
385 r. 6 v. b. „ bébek lees beblk.
386 r 11 v b. „ thans is zij (de bevolking) ongetwijfeld veel grooter. lees: Bm
1880 bedroeg zij, volgens offlcieele opgaven, 30,539 zielen , t. w. 350 Europeanen,
2939 Ohineezen, 691 Arabieren, 40 andere vreemde oosterlingen en 26,519 inlanders.“
Zie Begeeringsverslag over 1882.
411 r. 2 v. o. staat Tjelatlap lees Tjèlatjap.
479 r. 6 v. b. „ Mentjer lees Mendjer.
491 r 5 v. o. „ dat de bevolking van de stad Samarang op minstens 50,000 zielen
kan gesohat worden. Beneden, bl. 845 (vgl. de noot op bl. 844), blijkt dat zij
in 1878 gesteld werd op 69,141 zielen. Blijkens het Regeeringsverslag over 1882
bedroeg zij in 1880 slechts 68,551 zielen. Die vermindering wordt toegeschreven
aan de koortsen, die, tengevolge der siechte afwatering, vooral de inlandsche bevolking
van Samarang gedurig leisteren. Het laatst genoemd cijfer omvat 3424
Europeanen, 9787 Chineezen, 636 Arabieren, 812 andere vreemde oosterlingen,
en 53,892 inlanders.
513 noot 1 r. 4 v. o. verklaarde ik geen spoor te hebben kunnen vmden van het
door Junghuhn vermelde dorp Kasonggo. Ik heb de bron van zgn bericht later ge-
vonden in het Indisch Magazijn, 2e Twaalftal, III, 143.
523 r. 15 v. b. staat Sintjätjä lees Sintjäjä. Eene uitvoerige beschrijving van deze
badplaats geeft de heer D. Harting Pzn. in Eigen Haard, 1882, bl. 446.
557 r. 10 v. o. staat ontstuimige lees onstuimige.
571 r. 18 v. b. Bij de Javanen geldt thans de oudste uit de eerste ratoe geboren
zoon als de wettige troonopvolger. Waar zulk een zoon ontbreekt, verheft de vors
eene zijner andere vrouwen tot vorstin, om haar oudsten zoon tot Kroonprms
benoembaar te maken. 1
572 r. 18 v. b. De heer Gironeman, lijfarts van den Sultan v a n Jogjakarta, verzekert
onsdat hij daar, bij zijne dagelijksche bezoeken, evenveel mannen als vrouwen, en
wel prinsen, breeders en zonen, neven en kleinzonen van den vorst, en ve
pänäkawans, handwerkslieden, hadji’s en priesters (waaronder dezulken die aan de
prinsessen godsdienstonderwijs geven), koeli’s en mindere bedienden ontmoet. Som-
migezoons blijven ook nog wel na hun besnijdenis in de kapoetrèn wonen De be-
zoekers worden er aangemeld en binnengeleid door een Europeeschen ordonnans,
die ook brieven en boodschappen zoowel aan den Sultan als aan de vorstinnen over-
brengt. Echter wordt de bezoeker ook begeleid door een Njahi of Nji, die hem
binnenshuis brengt, terwijl de ordonnans buitenshuis blijft wachten.
573 r 15 v b. Deze titels zijn in Jogjakarta eenigszins anders. De dochters van
" den Sultan heeten allen Raden Adjeng; als zij eene Ratoe tot moeder hebben, worden
zij, tot meerderjarigheid gekomen, Raden Ajoe genoemd; anders krijgen zij dezon
titel eerst als zij huwen, terwijl de dochters eener Ratoe, in dat geval, zelve ook
Ratoe worden.
Nadere bijzonderheden over de titels te Jogjakarta geeft de heer Groneman in de
Yerbeteringen op mijn Java, opgenomen in Tijdschr. v. h. Aard. Gen. D. YI, bl. 114 vv.
574 r. 11 v. o. De Kapatijan heet in Jogjakarta Danoeredjan, omdat de rijksbe-
stuurder den naam van Danoeredjii draagt.
577 r. 11 v. b. Ookin Jogjakarta zijn er acht Toemenggoengs Najäkä, t. w. vier T. R.
djero en vier T. N. djäbä, en een aantal Toemenggoengs (of Boepati’s) anom. De
kraton-kommandant heeft ook den rang van najäkä.
592 r. 17 v. b. De Pradjoeritan Staat te Jogjakarta onder een Toemenggoeng Najäkä,
in rang volgende op den Rijksbestuurder. Hij heeft den titulairen rang van majoor
of luit. kol. en draagt Nederlandsche uniform. Meer bijzonderheden over de pradjoeritan
aldaar geeft de heer Groneman t. a. p.
600 r. 9 v. b. Pangeran Soerjä Winätä is een hoofdregent of najäkä en heeft den
persoonlijken rang van Pangeran sentänä.
604 r. 2 v. b. Hier moet opgemerkt worden, dat ook aan de prinsessen van den
bloede paloenggoehans worden toegekend.
605 r. 18 v. b. staat kopjah lees koeloek.
609 r. 10 v. b. voeg bij den naam Sleman de woorden: die echter op eenigen af-
stand van den grooten weg ligt.
614 r. 8 v. o. achter kleinere spruiten in te voegen: zooals de Kali Winänga , die
de westgrens der stad uitmaakt, en de Kali Ijode, die haar ten oosten van de
Pakoe-alaman scheidt. Yan de hooge, lommerrijke boomen, eenige regele verder
vermeld, is weinig meer te vinden. Tusschen het fort en het residentiehuis staan
nog eenige waringins en benoorden het fort längs den pasar eenige kanari’s. Längs
den weg bezuiden het fort is een jonge tamarinden-laan geplant.
615 r. 2 v. b. staat omstreeks 45,000 zielen enz. De bevolking van Jogjakarta is öf
vroeger te hoog gesteld öf heeft geene vermeerdering ondergaan; althans wordt zij,
in de officieele opgaven in de Regeeringsverslagen, voor ulto. 1880, merkwaardiger
wijze, op 44,999 zielen gesteld, waaronder 912 Europeanen, 1882 Chineezon , 22
Arabieren, 17 andere vreemde Oosterlingen en 42,166 inlanders.
616 r. 4 en vv. v. b. staat dat de adat vordert, dat de vorBtelijke verblijven, een-
maal voltooid, niet onderhouden worden, dan voor zoover volstrekt noodig is, om
ze hewoonbaar te doen blijven. De heer Groneman leert ons echter, dat de tegen-
woordige Sultan die gewoonte niet volgt, maar zoowel zgn kedaton als den geheelen
kraton onderhoudt; alle muren zijn of worden vernieuwd, de pandäpä’s worden van
gegoten gzeren kolommen voorzien enz.
618 r. 2 v. b. Yan de hier vermelde gedenkzuil of toegoe is alleen nog het voet-
stuk overig.
618 r. 4 v. b. staat Fan dien noordelijken ingang voert de zoogenaamde Hofstraat,
een kromtne, doorgaans zeer levendige weg, naar de aloen-aloen, waarachter de
uitgestrekte vierhoek gelegen is, die door den Kraton wordt beslagen, Eer men de
aloen-aloen bereikt, laat men aan zijn linkerhand het Gouvernements-kantoor, de
Prolestantsche kerk, het Residentiehuis en de Societeit liggen, terwijl tegenover al
deze gebouwen aan de rechterhand het fort Rustenburg verrijst. Lees Van dien noordelijken
ingang voert een lijnrechte, doorgaans zeer levendige weg, die aan den gei
l