nang-koenang), I 199 y .; Lamprima Bois-
duvalii, soort van Lucanidae, 1 199; Lang-
halsvogel. Zie Plotus mel.-, Lates calcarifer
(soort baars: ikan kakap of „kaalkop“),
I 213; Leguanen. Zie Iguanidae-, Lemu-
rieden (halfapen), I 257 v.; Leopardus
Javensis. Zie onder Felidae; Lepus nigri-
collis(J.klintji zzz. haas), I 251; Lepido-
pteren (schubvleugelige insekten; ylinders),
I 185; Libellulae (waterjuSers), I 194; Lijs-
ter. Zie Turdus fumLimulus moluccanus
(Mol. krab = J. mimt), 1 177; Linsang gracilis
(soort roofdiertje: matjan tjongkok (?)
genaamd), I 253; 484; Lintworm. Zie
Taenia s61. en Bothriocephalus latus; Lip-
visschen — Labridae; Locustieden (sprink-
hanen m J. walang), I 193 v.; Loligo
Javanica (inktvisch — J. oelam noes), I
206; Longicornia (boktorren), I 199; Lucanidae
(hertshoornkevers), 1 199; Luis (J. M.
koetoe), I 182. Zie Bladluis, wandluis, enz.;
— vlieg. Zie Pupiparae-, Lumbricusterres-
tris (aardworm’) , J. singgat), I 176;
Lutodeira orientalis (ikan bandang), I
211; 578; Lycaenieden (soort dagvlindersj,
I 189; Lycodon aulicum (soort nietgiftige
slang), I 223.
M. Macacus cynomolgus (grijze aap: J.
moenjoek en ketig; M. monjH), I 258,
259; III 223; Maden. Zie Oxyuris vermiet
Makreelen. Zie Scomberidae-, Manis
Javanicus (schubdier), I 197; 246; Ma-
noek (J. = : M. boeroeng)-, — kaso of
tekoesan. Zie Muscicapa cant.- — manje-
sep. Zie Nectarinia; — manja. Zie
Ploceus barb.; — paoek. Zie Pitta
eganura-, — randal en prit. Zie Frin-
gilla; — wdlet. Zie Colocallia esc.-, Man-
tidae („spoken“), I 192; Martes flavigula
(marter), I 253; Mastodon elephantoides.
Zie Fossielen-, Matjan. Zie Tijger en bij
Linsang-, Meervallen. Zie Siluridae-, Megasoma
Atlas (keversoort), I 198; Melania
1) De hier 1)eiloeile aardworm zal wel een soort
van Ferichaeta zijn. Echte Inmbrici schijnen in Tropisch
Azie niet voor te komen. Zie Dr. R. Horst in de
Natnurlijke Historie der Snmatra-expeditie, afd. XII.
bl. 3. P J. X.
(soort van zoetwater-mollusken), I 206;
III 523; Melipona [lees Trigona, volgens
verb. D. II bl. XI] vidua (angellooze bij) en
M. [ I7.] minuta, \d. zzr. selemprang,1 158;
201 Zie Apidae-, Meleagrienen (parelmosse-
len), I 204; Meters (vlindergroep) I 189;
Mieren (semoet). Zie Formìcidae-, witte—.
Zie Termieten-, — leeuwen. Zie Myrme-
leon-, Mijten. Zie Acarieden; Moesang. Zie
Paradoxurus mm.-, Mollusken (weekdie-
ren), I 203 v. Zie Melania; Mormolyce
phyllodes, soort van Carabidae, I 199;
Mossel. Zie Boormossel en Gardium edule-,
rivier — sse J. kidjing-, Motten. Zie Ti-
neae-, Muggen. Zie Nemocera-, Mugilidae
(harders, ikan belanak), I 217; Muizen.
Zie bij Mus en Spitsmuis-, Mullidae (visch-
soort), I 215; Muraenidae (alen en palin-
lingen , J. toenang), I 210; rivierpaling,
ikan moa — Jav. weloet), I 211 ; Mus-
lcieten. Zie Muggen-, Muskusdier (komtop
Java niet voor). Zie aanverwante soort bij
Tragulus-, Mus (muizen en ratten, J. M.
tikoes), I 251; M. Javanus (gewone bruine
rat), ib.; M. musculus (huismuis), ib.; M.
bandicota en setifer, ib. Zie Pithechir me-
lanurus-, Muscicapa cantatrix (manoek
kaso), I 235, 243; Mustelidae, I 253;
Mydaus meliceps (stinkende das ~ J.
segoeng), I 252; Mygalidae (vogelspinnen),
1179; Mygale Javanensis en fasciata, ib.;
Myriapoden (J. klabang — duizendpoot),
I 176, 181; Myrmeleon (J. bongkang r=r
mierenleeuw), I 198.
N. Naaldvisschen. Zie Syngnathus-, Naja tripudiane
(brilslang), I 224; III 78; Nectarinia
(manoek manjesep = 2 honigvo-
gels), I 244; verschillende soorten van
—, ib.; Nemocera (muggen, muskieten : M.
a gas ; njamoek ; J. lemoet en lamoek)
I 185 v.; Neuropteren (peesvleugelige
insekten), I 198 v. ; pseudo —, 194 ;
Neushoornvogel. Zie Buceros-, Notopoden
(soort krabben), I 178; Nycticebus tardi-
gradus en Javanicus, soorten van lemu-
rieden, I 258; Nymphalieden (vlindergroep),
I 188.
O. Oedang (Mal ). Zie Garnalen en Kreeften\
Oelam (Jav.) en Itoak m M. Ikan-,
Oelar (Mal.) = J. Oeld; Oélar ajer (water-
slangen), I 222; 0. bdbi = Naja tripudi-
ans-, O. bedoedak 2 2 Trigonocephalus-, O.
belang ~ Bungarus ann.-, O. biroe =
Bothrops vir.; O. boenga ~ Tragops pras.-,
0. galak = Elaphis rad.\ 0 lemah —
Calamaria L.; 0. manoe —.2 Chrysopelea
orn.-, 0. riboe = . Gylindrophis ruf.; 0.
saioah — Python; 0. sendoek = Naja
trip.; 0. tali — Dendrophis picta. Zie
00k Homalopsis, Tropidonotus, enz.; Oeler
(J.). Zie Wormen-, Oesters■ Zie Ostrea-, Olifanten
(komen opJava niet voor, I 247).
Vergelijk III 845; Oniscinae (J. tjèlbngan
en oerang-oerangan m pissebed), I 177 ;
Ooievàar (dominé). Zie Ciconia cap. en
bij Ardea spec.-, Ophidiidae (slangvis-
schen), I 212; Ophiocephalus. („slangen-
kop“ = 2 ikan gaboes), I 218; Orthopteren
(rechtvleugelige insekten), I 192 v.;
Osphromenus olfax (ikan goerami), I 212,
218 v.; III 212; Ostracion, gesl. van
Sclerodermen(koiïer- of stnjkijzervissohen),
I 210; Ostrea (oesters), I 203; III 382;
O. edulis (onze gewone oester, die op
Java niet voorkomt); 0. imbricata (J.
tirem, M. tiram), I 203; Otolithus ar-
genteus en lithoides (ikan gigi djaran), I
216; Otter. Zie Aomjx lept.-, Oxyrhyn-
chen (krabbengeslacht), I 178; Oxystoma-
ta (krabbengeslacht), I 178; Oxyuris
vermicularis (maden — J. kroemS, ot
kremt), I 174; Overgang van planten tot
dierenrÿk, I 171.
P. Paalwormen. Zie Teredo-, Paar den (J;
kapal en djaran-, 8 . M. koeda), I 247; 582,
585 v., 597; III 553; Padden, I 219; Pa-
laemon (soort garnalen), I 1.78; Palaeor-
nis Alexandri (soort van papegaai), I 242;
Paling. Zie Muraenidae-, Palinurus se-rden-
tatus, I 178, lees Portunus sexd.) P. ho-
marus (oedang laoet ib.; Palliobranchi-
ata (mantelkieuwige schelpdieren), I 203;
Panter. Zie bij Felidae; zwarte — (J. M.
kombang), 1254; Papegaai (J. M. nori,
loeri). Zie Palaeornis A. en Coryllus pus.-,
Papilionieden (vlinders),! 186 v.; P. Machaon
(koninginne-page), 1 187; P. Podalirius
(konings-page), ib.; Paradoxurus mu-
sanga (moesang of Bkoffleratk), 1253; Pa-
rastromateus niger (ikan pampel of bawal
itam), I 217; (Parel, I 44; 204); — mossel.
Zie Meleagrienen-, — oestervisscherij, I
204; Patrÿzen Zie Perdix-, Pauw. Zie
Pavo-, Pavo J. M. merag — pauw, P. mu-
ticus of spiciferus, I 241; III 887; Pedi-
palpen (schorpioenspinnen), I 180; Pele-
canus Philippensis, I 239; Perdix Javanica
(patrÿzen), I 233, 243; Pericrocotus minia-
tus (vliegenvanger), I 245; Periplaneta
orientalis (kakkerlak — J . tjoro-, 8 . tje-
tjoengok?-,M. lipas), 1 192; Perkoetoet. Zie
Duiven-,Percidae(baarzen),I 213 v.-,Phalan-
giè'n (bastaardspin of „hooiwagen“), 1 179;
Phasmidae („spoken“), I 192 v.; Philodi-
nieden, familie van rotatoria, I 175;
Pholadidae (boormossels), I 205; Phry-
ganidae (kokerjuffers), I 198; Phyllium ,
geslacht van Phasmidae. Ph. pulchrifo-
lium I 193; Physeter macrocephalus (cachelot
of potvisch), I 246; Physostomen
(groép van beenachtige visschen), I 210
v.; Piè'rieden (vlinders), I 187; Pissebed.
Zie Oniscinae-. Pitta (manoekpaoek), grond-
lijster. P. cyanura, I 243; Pithechir me-
lanurus (roode boschrat), 1251; Plagusia
(ikan lidah), I 213; Platax (ikan gam-
prèt), I 216; Platvisch. Zie Pleuronectidae-,
Platydactylus guttatus (J. tekèq-, M. tokèq
— „gekko“), I 227; Plectognathen (groep
visschen), I 210; Pleuronectidae (platvis-
schen), I 212 v ; Ploceus barbatus en Philippensis
(manoek manja), 1 241 v.; Plotus
melanogaster (langhalsvogel), I 240,244 ,
Podiceps Philippensis („fuut“; watervogel)i
I 244; Poejoeh. Zie Hemipodius p.; Po-
lynemus (ikan koeroe), I 216; Polypen, I
172; III 8; Portunus pelagicus (krab —
J. kepiting) en Portunus (niet Palinurus)
sexdentatus (krab := J. radjoengan I 178;
Potvisch. Zie Physeter macr.-, Presbytes
maurus (aap — J. M. loetoeng), I 258,
259; P. pyrrhus (J. kowi), ib. ; P. mitra-
tus (J. soerili), ib.; Proboscidea (slurfdra-
gers), I 247; Protozoen (eenvoudigste dier-
I