
DEEL III.
Bl. 14 r. 5 v. b. staat hoofdstation lees wisselplaats. De tramway liet ook na den
overgang in andere handen in 1874 zeer veel te wenschen overig, totdat hij in
1881 overging in handen der firma Dummler en Co., in verband met eene wijzi-
ging der concessie, waardoor vergunning verleend werd ook van stoom als beweeg-
kracht gebruik te maken. De onderneming kwam daarna in bet bezit der Neder-
landseh-Indische Tramwegmaatschappij, die spoedig daarop overging tot den
aanleg van cen stoomtramweg door de stad en vandaar naar Meester Cornells, flet
Regeeringsverslag van 1888 vermeldt, bl. 141, dat bet gedeelte van de Harmonle
tot Kramat reeds met maehtiging van den Gouv. Gen. voor het publiek verkeer was
opengesteld.
„ 15 r. 4 vv. Yolgens de hier gegeven beschrijving zou men de oude poort, genaamd
„de Pinangpoort“ , op eene verkeerde plaats zoeken. Zij staat aan het zuidelijk uit-
einde van de geheele ruimte vroeger door het Kasteel ingenomen, en haar door-
gaande komt men dadelijk in de Prinsenstraat. Haar officicele naam is „ Amster-
damsche poort.“ Bij de slooping van het Kasteel schijnt zij niet slechts gespaard,
maar ook verplaatst te zijn.
„ 27 noot 1. In den laatsten tijd zijn door de Regeering gegevens bekend gemaakt
omtrent de bevolking der hoofdsteden van Java. In het Regeeringsverslag van 1881
wordt de bevolking van Batavia gesteld voor ulto. 1879 op 102,901 zielen (zie bl.
845 van dit Deel); doch in dat van 1882 voor ulto. 1880 op 96,957 , en in dat
van 1883 voor ulto. 1881 op 92,497. Er is dus belangrijke vermindering, die aan
de verwoestingen der cholera wordt toegeschreven. Die vermindering treft hoofdza-
kelijk de inlanders, terwijl het cijfer der Europ. bevolking steeds toeneemt, zooals
uit onderstaand resume blijkt:
Eur. Chin. Arab. And. vr. Oost. Ini. Tot.
Ulto 1879 4,888 23,539 795 114 73,566 102,901.
„ 1880 5,490 23,167 892 111 67,297 96,957.
„ 1881 5,563 23,426 888 122 62,498 92,497.
Maar ook naar de laagste opgave gaat de bevolking van Batavia mijne raming te bo-
ven,vooral echter wanneer men het zoo nauw met de hoofdstad verbonden Meester
Cornelis daarbij rekent, dat in 1880 alleen op eene bevolking van 70,137 zielen (809
Europeanen, 1302 Chin., 58 Arab. en 67,968 inland.) gesteld werd. Daar Meester
Cornelis, ofschoon hoofdplaats eener, andere afdeeling, in werkelijkheid slechts eene
voorstad van Batavia is , zou men de bevolking der hoofdstad van Ned. Indie, in ronde
som, op 170,000 zielen kunnen brengen. Ygl. vooral Mr. W. B. Bergsma, de Bevolking
van Java’s hoofdsteden, in Tijdschr. v. het Aardr. Gen., D. YI, bl. 259.
Bl. 36 r. 16 v. b. staat De begraafplaats van Tanah Äbang bevat geene monumenten
uit den tijd der Compagnie. Dit is te absoluut gezegd ; er worden werkelijk nog
eenigo oude grafsteonen uit den Compagnie’s tijd gevonden.
„ 38 r. 16 v. o. Op de hier geopperde vraag omtrent het oude hôtel van den Gouv.
Gen. kan worden geantwoord, dat het nog steeds voor diners en dergelijke in gebruik
is. De vroegere woning van den Algemeenen Secretaris is thans bureau van
het Departement van Justitie, en de tuin van het hôtel is uitgebreid met het
erf dat vroeger tot de woning van den Alg. Secret, behoorde.
„ 52 r. 7 v. o. De Gouvernements paardenposterij naar Buitenzorg is, na de voltooiing
van den spoorweg, opgeheven en de stations zijn verdwenen.
„ 55 r. 8 v. b. Het Hôtel Willem II bestaat sedert twintig jaren niet meer. Het
gebouw is afgebroken, evenals het daaraan palende, en op het terrein zijn twee
straten aangelegd met nette Europeesche woningen: Gang Halkema en Gang Cornelis.
„ 58 r. 10 v. o. Het Djati-gestioht is reeds voor jaren, doch met behoud van zijn
naam , van üjati naar Kramat verplaatst.
„ 84 r. 2 v. o. Onder de instellingen en gebouwen van Buitenzorg verdient ook nog
vermelding het 1 Juli 1882 geopènde gesticht voor verpleging van krankzinnigen.
Zië Kolon. Verslag van 1883, bl. 118. Dit is met de beide hulpgestichten te Sa-
marang en Soerabaja de eenige inrichting van dien aard in Ned. Indië.
„ 101 r. 3 v. b. staat Tji Barenoh lees Tji Barhnoh.
„ 114 r. 7 v. b. Ik behoef hier wel niet te herinneren, dat Anjer door de uitbarsting
van Krakatau op 26, 27 en 28 Augustus 1883 geheel werd vernield. Ten gevolge
dier ramp zou van het gedeelte van Java’s Westkust dat zieh van Merak tot Tji-
ringin uitstrekt, eene aanmerkelijk gewijzigde beschrijving noodig zijn.
„ 196 r. 6 v. b. staat Alleen zoekt men te vergeefs naar iete dat den gekuischten
kunstzin kan bevredigen. Op dit gezegde moet eene uitzondering gemaakt worden,
waarop de heer Heynen, „Drie bergvlakten op Java“ (in het Tijdschrift „Onze
Wächter“, Dec. 1876), bl. 84, opmerkzaam maakt, maar dat door alle anderen die
over Soenja Ragi geschreven hebben, over het hoofd gezien is. Het is eene poort
van gebakken steen, die in de nabijheid van het hoofdgebouw staat, en als een
waar kunststuk mag beschouwd worden. Zij doet denken aan een rijk versierde
vaas, die zuiver in twee gelijke deelen is doorgezaagd, en waarvan de beide helf-
ten op ongeveer een meter afstands van elkander geplaatst zijn. Dit merkwaardige
kunststuk, door den Heer Heynen zeer nauwkeurig beschreven, behoort vermoede-
delijk tot dezelfde période waaraan wij de oude Javaansche poorten te Koedoes
(D. I I , bl. 204) en te Toeban (D. I I I , bl. 806) verschuldigd zijn.
„ 201 r. 11 v. o. staat Sankanoerip lees Sangkanoerip.
„ 205 r. 6 v. o. „ overgevende lees omgevende.
„ 220 r. 2 v. b. „ Serriet lees Seriet.
„ 282 r. 11 v. b. „ een westelijken uitlooper lees een oostelÿken uitlooper.
„ 294 noot 1 staat bl. 116 lees bl. 516.
„ 337 r. 9 v. o. Staat Het grootste dezer moerassen is de behende rawa Lakbok. Yoeg
hierbij : „aan wier noordelijke boorden men de overblijfselen vindt van de grondves-
ten eener voormalige uitgestrekte stad, die,.naar men zegt, de zetel was van een
der eerste ratoe’s van Galoe in Tjeribon, terwijl anderen meenen, dat hier de plaats
was van het oude Mendang Kemoelan. De stad die hier gestaan heeft, zou verzon