
VERBE TEEIN GEN.
DEEL i.
Bl. 13 r. 15 y. o. staat het westen lees het oosten.
13 r. 13 v. o. „ zuidwestelijke richting lees noordwestelÿken wind.
29 r. 3 v. b. „ omveiligheid lees onveiligheid.
36 r. 12 v. b. en r. 8 v. o. en bl. 37 r. 15 v. b. staat Gradjakan lees Gradjagan.
„ 37 r. 16 v. o. staat Badjakwesi lees Radjeg wesi.
39 r. 15 en 18-y. b. staat Gemah lees Gemak.
„ 41 r. 8 y. b. en meermalen staat Tjilatjap lees Tjilatjap. Zie D. III, bl. 411 noot 2.
43 r. 2 v. b. staat Karang Bblong. Na het opgemerkte in D. I I I , bl. 315, noot 2,
moet deze lezing gehandhaafd blijven en niet yeranderd worden in Karang Bandong,
zooals was aanbeyolen in D. I I , bl. XI.
„ 48 r. 10 v. b. staat Sangjang Sira lees Sanghjang Sirah. Bovendien wordt in D.
I I , bl. 123 noot, aangewezen, dat de naam Sanghjang Sira hier minder juist is gebruikt.
59 r. 18 y. b. staat Loesé lees Loesi.
„ „ r . 14, 13 en 9 y. o. staat Djewana lees Djoewânâ.
B 71 r. 1 y. o! en 72 r. 1 v. b. staat er-bare lees erkenbare.
90 r. 11 y. o. staat Djombret lees Djoemprit. Zie D. I I I , bl. 547 noot.
B 92 r. 4 v. o. „ Tedoenan lees Boejaran.
„ 93 r. 8 v. b. „ Tji Doenan lees Tedoman. Zie Deel I I I , bl. 505 noot.
B „ r. 16 v. b. „ Loesé lees Loesi, en regel 8 y- o. staat Djewana lees Djoewânâ.
97 r. 1 v. b. „ Kali Gentoeng lees Bengawan Madioen ; r. 3 v. b. staat De
Kali Gentoeng lees Gmoemde rimer, en r 14 v. b. staat Gentoeng lees rimer van
Madioen. Zie D. III, bl. 723.
B 98 r. 2 v. o. staat van den zuidwestelijken hoekkegel lees van den noordwestélijken
hoekkegel.
104 r. 17 y. b. staat Goenong Bingging lees Goenoeng Krintjing. Werkelÿk noemt
Junghuhn, Java, II. 925, het noordoostelijk deel van het Jang-gebergte Ringging
maar uit zijne kaart blijkt dat de Ringging te zuidelijk ligt en de Krintjing bedoeld is.
106 r. 16 v. o. staat in westwaartsche richting lees in ooslwaartsche richting.
118 r. 15 v. b. „ Cheribon lees Tjeribon.