
IT
42. Zittend man, met de voeten aan een steen geketend,
wien een ander man voedsel reikt (13).
43. Tempel, waarin een man voor de Arke des Verbonds
geknield ligt (14).
44. Man met een leeuw worstelend (15).
(Vermoedelijk Simson).
Van de zittingen 4, 6, ix en 16 waren de consoles bij het ver-
vaardigen dezer teekeningen niet meer aanweztg.
Voörbanken N.zijde.
45. Naakt zittend man, een leeuw bij den kop vattend
(3).
46. Faun, die een basiliskus (?) bij den nek vast-
houdt (5).
47. Twee stoeiende naakte knaapjes (6).
48. Zittende naakte vrouw met een hondje (?) op de
knieen (7).
49. Man met bierkroes in de hand, wiens beenen in een
blok gesloten zijn (13).
50. Huisman met eene gans of kip op den schoot en
naast zieh eene mand met eieren (14).
Waarschijnlijk voorstelling van het Oud-Fransche spreekwoord:
„Mon oie (= Monnaie) fait tout” of van de fabel van de hen, die
de gouden eieren legt. Van de zittingen i , 2, 4 en 8— 12 zijn de
consoles niet meer aanwezig.
Acht paneelen in het fries der overkapping, N.zijde
voorstellende eene processie van kinderen. Op elk pa-
neelkomen 12 ä 16 figuurtjes voor. Allen d. S. Hg. 7.5,
br. 37.5 c.
51. Banier- en kaarsendragers.
52. Dragers van kaarsen en ampullen.
53. Fluit-, harp- en doedelzakspelers, dragers van mis-
kelk enz.
54. Dragers van kruisen, missalen, reliekschrein, wie-
rookvaten enz.
5 5 - Dragers van kransen, reliekhouder, kandelaars enz.
56. Dragers van kannen, trom- en harpspelers, bisschop
met kromstaf en hostie.
57- Dragers van wijwaterketel, kandelaars, missalen, beeiden,
lantaarnen enz.
58. Dragers van troonhemel en monstrans, gevolgd door
biddenden.
Deze paneelen zijn bizonder fraai gesneden en ongeschonden be-
waard gebleven.
^ q— 74. Zestien gebeeldhouwde pilasteis in den achterwand.
Allen d. S. Hg. 36, één br. 27.5, de overigen 18 c.
De rijke versiering bestaat uit bloemen, vruchten,
muziekinstrumenten, krijgswapenen enz.
Een zestal pilasters draagt het jaartal 1539 > °P
(n°. 4) leest men : IX Sintie (?)
Dit werk behoort, als kunst, wel tot het beste deel der koorban-
ken en is zoo goed als ongeschonden.
Zuid- of Epistel-zijde.
75. Het onderste gedeelte van den Oostelijken wand der
achterbanken Z.zijde, in profiel. Hierop bovenaan
een paneel met bazuin blazende engelen, behoorende
tot de serie der bas-reliefs in den achterwand ; lager
in eene nis het beeid van Johannes den Dooper en
onderaan, in eene cartouche, het jaartal i 5 4 ° d. R.
Hg. 56.2, br. 16 c.
76. Oostelijke zijwand der vóórbanken, Z.zijde, in profiel,
met voorst. van de oprichting der koperen slang
in de woestijn door Mozes (Numeri XXI, 8 en 9)
en bovenop een médaillon, waarin eene Mater dolorosa
d. R. Hg. 42, br, 27.5 c.
77. Oostelijke zijwand in den middel-doorgang, tusschen
de vóórbanken Z.zijde, in profiel, m. voorst. van :
David, biddende om het leven van zijn kind (Köningen
II, 16 en 17) d. S. Hg. 36, br. 25 c.
78. Westelijke zijwand in denzelfden doorgang in profiel,
met voorst. van : Jeremia’s wijding tot Profeet
(Jeremía I, 4— 19) d. S. Hg. 36, br. 24.5 c.
79. Oostelijke zijwand, in den doorgang aan het einde
tusschen de vóórbanken Z zijde, in profiel, m. voorst.
van : Daniel in den leeuwenkuil (Daniël VII, 17— 24)
d. S. Hg. 33.5, br. 24-5 c.
80. Westelijke zijwand in denz. doorgang, Z.zijde, in
profiel, met nis, waarin een zeer geschonden beeid,
doch blijkens de engel aan den voet, de Evangelist
Mattheus, d. S. Hg. 36, br. 16.6 c.