
# . 1
li
I f I::
VERANDKRINÍSEN VAÑ VEtäLi ä iNSEfCTEfi. Si
DcEijercn zyiíclik, wie Paarlkleur, met een Kiiiltje aanicder zyde, alsecnStip. Ziec
aan den topvíin deBraamtakhoezy aan den Steel waren gelcgd. Wat hooger zitcenRúpsje
zo grooc ais het uit het Ey komt ; dan hebben zy in de rondte zwarte en geele Ringen. Om
Jaagloopt nog zulk een Riipsje ; haar Hair is dun en yl. Met de tweede Verhuiding blyven
dieRingen nog het zelfde, maar met de derde Verhuiding worden d-; geele Kringen
de helft korter, en loopen wel over de Rug maar niet meer over den Buik, gelykzc op dé
derde Verhuiding t'onderíle boven aan den Steel onder de Bladen zittende, afgebeeld is.
Wanneer zy opwaffendc de vicrde Huid aflegt, is zy de geele Kringen géheelenal kwy t , en
bereikc de grootte zo ais ze beneden kruipende is vertoond. Haar Huid is geheel zwartmaar
haar Hairen zyn Kastanjebruin. De Pop is fraai zwart met drie geele Bandjes; dezelve
is by de Rups leggende afgebeeld.
De Wy f j e s Uil is merkelyk gropter dan de Man, enziet meeftal uit den graauwen. Het
Mahnetje, met zyn breed-hairige Hoornen, is, uit den bruinen, tamelyk gloeijende van Kleur.
Zes-en-Zesti^e Ver ander ing.
H E T B R A A M E N - K R A M M E T J E. Deeze Rupsjes beminnen de Braam- en Aardbezien boven alles: zy zynbleekgroen j
niet doorzigrig, maar wat gedekt van Kleur ; de Mannerjes hebben een paairfe Streép
-op zyde ; zy krullen zig zeer fterk roe in de ruíl. Ecii Manxicijczicbo\rcn op den topyan
de Braamtak en de tweede op de kant van het nederhangend Blad, boven de bruinejaager-
Rups ; de twee anderen zyn Wyfjes. Om té veranderen fpint ze twee Blaadjes lugtig aan
malkander, gelyk by de onderfte Wyfjes-Rups duidelyk te zien is ; daar in wordt ze eea
groen Popje, 't wel'k van twee zyden, op het Tafeltje leggende, is afgebeeld. Daaruic
komen de üiltjes, zo ais 'er boven een vliegt en een weinig laager een tweede in de
ruft zit, dekkende haare Ondervleügels t'eenemaal. Deeze Üilrjes zyn met zwarte en
witte en tüffchen de Kepers met S.afFraan-geele Bandjes verfierd. Een derde Uiltje zit
aan't end van een Takje., op de Bloemknop , dat zeer kragtig in de Tekening verfchilt^
zynde de witte V lak, die in de twee anderen hetmidden van de boven-Vleugels veryultj
in deezé geheel in 't zwart en bruin geloopen.
Z y fpon den 30 April, wierdeen Pop den 2 Mey,enUiltje den 20 dito,dus in 18 Dag.'
Een ander fpon 11 Me y , yeranderde 13 dito, en wierd een Uiltje den 2 8 dito ; dus in 1 y
Dagen.
P R I E-EN-D E R T I G S T E PLAAT,
Zeven-en-zestigfie Verandering.
D E K O O L R U P S. ,
•f^^eeze Rupfen vindt men dikwils by menigtc op deKooI, en zy leeven byna op al-
J L / lerley Kruiden en Bloemen. Ik heb ze o'p de Papaver zelfs gevonden , en daarora
op deeze Bloem afgebeeld, daar weinig andere Rupfen van zullen eeten. De Mannetjes
hebben een bruineHuid en de Wyfjes bleek groen wat vaalagtig , zo.als de twee Rupien
vertoonen; het Mannetje den Bloemfteel afkruipende. Om te veranderen gaan zy inde
Aarde en Ipinnen vuil graauwe Draaden, waariii zy een bruin glanzige Pop word, gelyk
om laag legtagter het Mannetjes Bokje, en daar uit komt een graauw dog veel doorwerkc
Uiltje voort. Her eetie is vliegende en het ander ruftende op de Bloem vertoond. De
grootfte menigtc zyn overwincerenHe í cgter heh ik'er een reis nfdne een Zomcrfe Ver",
andering van gehad
De eerfte ipon 12 ^íg-. wierd een Pop -¡6 dito , een Uiltje 29 du s i n 2 f 7 DagenJ
De tweede - - - - 12 ¡lito - - i Junf - - 293 -
De derde - 12 Nov, - - 15- dito - - iB Mey - • 154,
En een Zomerfe Verandering was
De vierde - Juny - - 29 dito - - 20 Jitly - : í
Jgt'tn-zestigfle Verandering.
In D E K E I Z E R - V L I E G . een van de voorgaande Rupfen ontñond een Madej die 'er uit kroop en wierd een
bruin Tonnet je, om laag leggende by deUiltjesPop: en daarkwamdeblaauweKeizer-
Vlieg uit, die op het benedenile Blad zit.
áh it mam mm