
ñ /Ii s 1 ; ('
. ^ !l:
1 ir
t.l'l.' i; •
2 0 NA A U W K E U R - I G F , W A A R N E E M I N G E N OMTR.ENT DE
tigi zo alsaantweederzclveomlaag zittende gczicn kan worden; waar van de eene op
de Richd metden Kop rege ingetrokken zeer llyf in de ruft zit, Deeze bruine Rupfen
zyn gemcenlyk roe voor de laatlte vervelling mcde nog groen, en dan nog zo dun, ais ik
met het kleine Rupsje, 'c welk op de Aalbcsfen-Bloezeci z i t , aanwyze, Maar ñet gaac
hier mee ais met deProferpine, Plaac 8: men vind 'er fomtyds die van Jongs af brume
Huiden hebben. Ik hebze, zo in Vrankryk ais hierre L and, alcyd op|dergelyke Boomen gevonden,
en wel zo op de Roode en Wi t te, als Zwarte Aaibesíen, en zelfi fomtyds op
die van de Kruisbezien. Ais eeii deezer Rupfen ter Vcraiidering gevorderd is, dan trekc
zy een Blad met weinig Draaden van haar Speekfel dubbeld toe , en wordt daar in een
P'opje, dat wat zonderíing van gedaante is. • De Kleur van eenige is ros, van anderen
graauw Olyf; op de Rug loopt een zwarte Streep en alie de Leden zyn met zwarte Stipies
bezet. Hier nit komen tamelyk klocke Uiltjes , welke in rust zittende de Hoornen
vlak agter over op de Rug leggen, en het Agterlyf tusfchen de Vleugelen door omhoog
lleeken. Zy zyn fraay getekend, geelagtig Bruin, Geel, Witen Afchgraauw: yoortloopende
draagen zy hunne Hoornen agterwaards en fluiten de Vleugelen ruglings , dewelke
aldus, van onderen te zien, Asgraauw zyn, trekkende na den Geele. De Oogen,Pooties
en Kepertjes op de Rug, hebben dezeltde bruine Kleur, ais de donkerfte Vlakken
die men op de bovenfte Vleugels van het Uiltje vindt. Dit Uiltje zit boven op een
• Blad, en die in de ruft is beneden op de Richel by de Pop, hetSpmzelen de ruftende
bruine Rups; het derde Uiltje vliegt na boven. Hier volgen de Dagen van twee die
opgclchreeven. zyn.
De cene fpon den 22 Mey, wierd een Popje den 27 Mey, en U i l t je 13 Juni, en dusin J7 Dag.
de andere - io>»y, - - - 245^«»^, - ^Juh, • >8 -
Ik heb van deeze Uiltjes nooit anderen dan met naakte Hoornen gezien ; of nu het on.
derícheid in deRupien wecren mögt komt in overweeging, maar hetvoorbeeld van de
Meeter Toornkop op de 2 ifle Plaat doet zien, dat men het niet met yolkomen zekerheid
zeggen kan.
Vier-en-veertigfie Ferandering.
B
E
y de Heer Goedaert vind men dit Rupsje wel verbeeld op zyn XXXV. Plaat van
' "teerftcDeel, maar door hemis geen Naamaan bi-fzelve geg'-"'-" Tpcwyl nu deeze
cen jeugdig aanzien herft, het h^ar d e í w & f genoemt. Haare kleur iszeer zuiver helder
groen, met een fehoon geelebandop at e» het geheele Lyt is in goede orden
bezet met glmftercnde zwarte Stipjes , die eenigzints uitpuilen , en met een Hairtje op
den top voorzien zyn. Zy komt alleen op de AalbeíTeboomen voor, gelyk de voorgaande.
Ik vinde geen onderfcheid in deeze Rupfen, dan dat de eene wat blaauwer en de
andere wat ge^lder groen is: zy fpinnen met weinig draaden op en even in dengrond,
tuíTchen wat ruigtein, en worden bruine Popjes. De Uiltjes , die 'er uit voortkomen,
zyn Asgraauw met fterke Omberverwige \nakjes op de bovenfte Vleugels geteekend,
ei) de buitenranden van alie de vier Wieken fmelten van 't graauwe bleek Omberagtig uit.
Zy verfchillen weinig in de tyd van haare Veranderingen , gelyk hier te zien is.
Deeerfte fpon 20 .Wfy, wierd eenPopje 22 Mey, en een Uilt¡e 6jnny ; dus in i j Dagen.
Detweede - ^Jany - - - ^ Juny - - í') Juny - - 20
De derde - 17 Ju»y - - 20 Jmy - - '9 "
Vlak in het midden van de Plaat is een Rupsje, tuílehen de Bladen: cen Popje legt om
laag s p de Ri che l , en een vliegend Mannetjes Uiltje is geheel boven op de Plaat afgetekend.
Begeert de Leezer het verfchil tuflchen dit en het Wyf j e te wceten, zo heeft hy
zig maar te verbeelden, dat hetzelve geen hairen aan de Hoorntjes heeft ; want voor
de reft vertoont zig daarin geen onderfcheid.
VIER'