
t i . ; i':; •
'i I^H
26 NAAUWKEURIGE WAARNEE MINGEN OMTE.ENT DE
Zict hct Uiltje in vier Standen ; twee vliegende wat verfcliillig gevlakt, en zo als
her zyne Vleugels in'tloopcn draagt, cn Eijerleggende in de ruft.
De Popjes zyn meeftendeel zwart , met fraaye geele Ringen. By eenige komc egteu
gloeijend Kaftanjebruin in plaats van het Zwart zig te vcrtoonen.
Ik heb de Roode-Aalbeffentak in Vrugt verkoozen, wyl de tyd haarer Verandering
zulks toeliet.
Drie-en-vyftigfie Verandering.
H E T KAPUCYNTJE.
Dit kleine Krammetje, in vier Standen afgebeeld, noem ik het Kapiicyntje, wyl de
Koleuren, zo van het Uiltje als van de Rupsjes , naar die van der Kapucynen kleeumge
gelyken. Een derzelven fpon in de Aarde den i f September, den 19 dito wierd
het een Popje , en den 20 Mey van het volgcnde Voorjaar kwam 'er het Uiltje uit; dus
in 243 Dagen.
Een ander fpon I4juny, veranderde 16 dito , en wierd een Uiltje 4. July, dat is in
18 Dagen.
Daar zyn van deeze Soort Zomerfe en Winterfe Veranderingen. Zy leeven, bchalven
op de Aalbeflen, ook op veele andere Boomen, gelykYpen, Elzen, Appel, Vygcn;
op deZuuring, I5raamboozen, Kamperfoely, enz.
ZEVEN- EN- TIV INT I G S T E P L A A T.
Vier-en-vyßigße Verandering. •
D E K L E I N E PROSER. P I N E .
Ik geef haar deezen Naam, wegens de overeenkomft die het Uiltje, in de Koleuren
en Teekening, heeft met de Troferfine op Agtfie Pl=ar afgebeeld. Het geel der
-Ondervkugelen is ester wat bleeker: de Bovenvleagels Valien meelt „1 't graauwe. Ziet
her eene Uiltje na tjc.icdcn , en het ander met gellooten Vleugels, op het
Zand omlaag by zyn Popje zitten. De twee Rupfen, die bruin zyn, boven op deAardbezien
Plant zittende, behooren tot deeze voortkomft.
Deeze Rupfen, op de tweede Verhuiding, kruipen voor den Winter in de Aarde,om
voor de koude bewaard te zyn. In het volgende Voorjaar komen zy weder te voorfchyn;
verhuiden nog twee reizen, en, volwaiien zynde, fpinnen ze met weinig Draaden
in de Aarde, worden glanzige Poppen &c. als volgt.
Zy fpon den 6 Mey, wierd een Pop den 9 dito, en een Uiltje den 7 Juny; maakende
28 Dagen uit.
De gemeide Rupfen leeven op meenigerlei Planten, als Aardbezien, Netels, Weegbree,
Zimring, Mmir, Frimelaveres,Konftantinopelsen anderen
Vyf-en-vyftigße Verandering.
D E V E T T E RUPS.
Deeze Rupien zyn gcmeenlyk zeer dik en vet; zy zyn wat rosfer en doorzigtigcr
bruin, dan de KleineProferpine; zy eetenmeede van verfcheideKruidcn,en huisvesten
ook gaarne in de Aardbezien, om'door de dikce van dat lonimer bedekt te zyn.
.IIVXX
I