
m m
xvn.
I
V E R A N D E R I N G E N V A N V E E t E l n S E K r E N .
!SSSi®SSiS(SäS®Si®SSiSi®SSSSiSSS®SiSSS!®i®SSS!S!S!S!!S^
ZEFENTIENDE PLAAT.
Dertigfle Verandering.
H e t G R O E N E D U I E E R T J E .
Dit kleine ligt grocn R upsje is kort in een gedrongen, en van een gantfch verfchillendd
aart, dan de voorgaande Kapel-Rupfen op de ydej i fde en i6de Piaat. Wegeiis
hct fpinnen over deNck zou deeze wel het naaft met de Droevaarr PI. 15- over een körnen
, maar ik weet by ondervindiiig, dat 'er onder deeze Kunne 00k zyn, die niet over de
N e k fpinnen, daarom moec men op iets, dat deeze foorten algemeen is, een regel maaken.
Het diüdelykfte tceken daar van bcfpciirt men aan den K o p , die niet allcen na maatc dei
Rups zeer klein valt, maar die zy 00k inwaards kan trckken , gclykze op het minite
geriflel doet: ook is haar l iop altyd geheel weggedooken wanneer zyin de ruft zit: welk
mtrekken de gefteldlieid van geen andere Kapel-Rupfen toelaat; zo dat men deeze Clallä
met de naam van Hu'tkertjes of Intrekkers van alle anderen zou kunnen onderfcheiden;
Veel Lief^hebbers noemcnze Tijfebedjes, om dat zy de gedaante eenigzins daar van vertoonen.
In Vrankryk heb ikzeeens opOlmeofYpe boomen,en hier te Lande, omtreni
BergenopZoom,op Eiken gevonden. Als men aan deTakken fchudt baten z y zig dadelyk vjl^
len, zig toekrommende: dus Kop en Pooten intrekkende, val lenzy gemeenlykop de rüg. Zy
z y n langzaam van beweeging: ziet 'er drie van op de Kleikluit, de eene op de rüg leg.,
gende, de anderen in de ruf t , de Kop verborgen zynde , en de derde kruipende. Zy zitten
altyd van onderen aan deBladeren , gelyk'er een te zicnis aanhetBlad, dat met een
puntje even Over de lyn uitfteekt. Wat laager, daar de T a k zyn begin uit de Lyn hecft,
z i t cen Popje op zyde te zien , van agteren gehegt, en in een Draad over de Nek hangende,
zeer digt tegens het Takj e aan. Een ander, op de rüg te zien, zit, ook alzo gehegt
, aan de onderfte zyde van het kleinfte Blad. De kleur is bruin Olyfinfommige, in
anderenookwelbruinRoodaard-agtig. DcKapelletjes, die hier uit komen, z yn, van boven
gezien wordende, zeer donker Müsens : van de eene zyde te beichouwen, fchynt
'er een vaale dons op te leggen, en van de andere zyde ichittert 'er in degrond een Goudglanzigheid
door. Eenige derzelven hebben ook Snuifverwige vlakken op de bovenfte
Vleugels, in de vliegende genoegfaam te ondericheiden. Aan de onderile Vleugels zyn
dezelve met een fmal wi t randje omzoomd, en ieder verfierd met een uitfteokend Staartje,
en een klein geel Stipje in de binnenfte hoek. Het derde Kapelletje, met gefloote Vleugels,
en aldus op zyde van onderen gezien wordende, heeft den Vleugel glanzig Olyf
met zuiver witte VV^crkjes, en de vyf grootfte witgelaten Vlakken zyn ichoon Oran je 5 z o
ook de topjes der Hoornen, maar de ftangen derzelvs, benevens het L y f cn de Pootjes,
z y n met zwart en blaauwagtig Wi t befpikkeld. De tyd haarer verandering was, de eerfte
tot Veriailles inden Jaare i / j f , en de anderere Amftcrdamin den Jaare 1739.
Deeerfte fpon 2 f Mey, wierd een Popje 2 8 A/f V, en een Kapel letje 11 Jmiy, dus in 209 dagen
Detweede - iiMey, - - ijuny - - - - - 27>/y - ; jp -
Dederde - - - - - zjimy - - - - - zifuny - . 20 -
Devierde - ijmy, - - - - j^.ätto . - - - - ^odito - - 2ä ^
Een-en-dertigfle Verandering.
K L E I N E V I E R G E V L E U G E L D E VLIEGJES.
Uit eene van gemeide Duikertjes Rupfen kwamen öp "den 28 Mey eeriige kleine Maden,
die zig ieder in een klein Huisje fpönnen, waarin zy vcranderden tot Popjes,
enden 7 Juny wierden zy kleine Vliegjes. Dusniaaktde ftaathunner Verandering tien dagen
uit, Ziet het Rupsje, met degelponne Dotjes onder haar 5 z o het zig te lamen vertoonde,
op cen Blad leggende, daar de Vliegjes rondom heen getekend zyn.
D T-wee