Steen in agaat met arabische opschriften.
In het midden in groote karakters, het woord //bloedver-
gieter” , toenaam van den eersten Kbalief der Abbassiden.
Daaromheen vers 256 van den Koran ; de binnenrand heeft
hoofdstuk OXII in zijn geheel.
Steen in agaat met arabische opschriften.
In het midden, Vers 87 uit hoofdstuk XXI van den Koran,
daaromheen de tekst van hoofdstuk CXII, voorafgegaan door
de spreuk ■ //In den naam van den allerbarmhartigsten God .
Steen in obsidiaan, zoogenaamde Abraxas of Gnostische
steen, dienende als voorbehoedsmiddel.
In het midden de egyptische god Thot met ibis-kop. Het
omschrift in grieksch-gnostische letters levert geen verstaan-
baren zin op.
Steen in cornalijn gesneden.
Yoorz. : een slang met haar staart om een boog en een
koker met pijlen gekronkeld. Onderaan: Antiphilus, de naam
van den eigenaar of van den graveur.
Keerz.: Drakon, zoon van Theagenes, de sterke boog-
schutter, heeft aan Athene dezen steen gewijd.
Eirond schijfje van groen gebakken pâte met een vrouwen-
masker van Bacchischen aard.
Steen in groen plasma, denkelijk uit Egypte afkomstig, van
de eerste eeuw onzer jaartelling. De steen vertoont het hoofd
van Serapis met omschrift : //Serapis de eenige Zeus” .