Verkade.
PI. Nq. Metaai.
1785. Nederlandsche zilverenrijder of dukaton. 136 1 Z.
Met muntteeken (kraanvogel) van
den mnntmeester B. Cramer.
1737. Nederlandsche g u l d e n . ..............................141 6 Z.
Muntteeken: kraanvogel.
1766. Duit . . ..................................... . 145 5 K.
Met borstbeeldje van den prins tus-
schen twee oranjetakken.
1767. Duit . . 145 5 Z.
Het borstbeeldje door grootere oranjetakken
omgeven.
Afslag in zilver.
R i j k s s t a d Kamp en .
Op naam van keizer Rudolf.
(15)97. Dukaat. .............................. — — G.
Met lelie als muntteeken.
Frankfurter Munzzeitung, 1905,
p i. 89, no. 1.
Op naam van keizer Matthias.
z. j. A chtentwin tig ................................................164 4 Z.
Varieteit met twee sterren op de
plaats van bet jaartal.
D e dr i e S t ed en .
v. a. ciiijs.
PL No. Metaai.
(Jaartal onleesbaar). Halve plak . . . . 11 22-25 K.
Gevonden te Zoutelande.
Vier exemplaren.
G R O N I N G E N .
On d e r de S t a t e n .
Verkade.
PL No. Metaai.
1681. Achtentwintig....................................................181 1 Z.
Gestempeld met HOL. a)
!) Daar er vele achtentwintigen in omloop waren , wier gehalte en gewicht
Verkade.
PI. No. Metaai
1681. Achtentwintig................................................ 181 1 Z.
Variëteit met kleineren hoed.
1682. D u i t 183 8 K.
1761. Halve nederlandsche gouden rijder. . 179 2 G.
S t a d G r o n in g e n .
1606. Dubbele stuiver of jager........................... 186 4 Z.
1696. Statenschelling................................................ 186 1 Z.
E R I E S L A N D .
On d e r de S t a t e n .
z. j. O o r t 181 2 K.
1617. Duit.
Vergelijk 131 4 K.
1686. D u i t 131 7 K.
1687. Koggerdaalder 125 3 Z.
1696. Halve nederlandsche driegulden. . 126 2 Z.
Twee exemplar en.
L e e uw a r d e n .
1597. Dubbele stuiver 132 7 Bilj.
G E L D E R L A N D .
On d e r de L a n d s h e e r e n .
v. a. chijs >)
PL No. Metaai.
O t to II.
Obool van Arnhem ................................................1 5 Z.
Obool, als voren. . . . . . . . . . 1 8 Z.
heneden het wettig voorschrift waren, lieten de provincies Holland en We3t-
friesland, Utrecht, Friesland en Overijsel de goede exemplaren stempelen. Den
11 November 1693 bepaalden de Staten-Generaal, dat de goede exemplaren, welke
nog ongestempeld waren, met „de Bnndel pijlen” zouden worden gemerkt. De omloop
van ongestempelde werd bij dekreet van 24 December 1693 verboden.
') P. O. van der Chijs. De munten der voormalige graven en hertogen van
Gelderland. Haarlem, 1852.