
Varieteit met QVIS ■ CONT.
NOS • en met ZEELANDI/E.
1602. Derde arendsdaalder of stuk van 20 groot. 89 2 Z.
Foorz.: SI DIVS • NOBISCVM.
QVIS ■ CON ■ NO
Keerzr. MONETA ■ ARGEN
ORDIN ■ ZEELANDIA.
1602. Zesde arendsdaalder of stuk van 10 groot. 89 3 Z.
1602. Zesde arendsdaalder.................................... 89 3 Z.
Yarieteit met CONTR ■ NOS.
1602. Stuiver........................................... ...... 93 6 Bilj.
1602. Oort.................................... .............................. 95 4 K.
Met COMI ■ ZELANDIA.
1604 Oort Met borstbeeld van prins Maurits. — — K.
Varieteit met het jaartal, door de kroon
gescheiden. De spreuk staat tusschen
twee kruisjes.
Niet bij Verkade. .
1618. Nederlandsche rijksdaalder met den halven
man . . . . . . . . . . 85 1 Z.
Het muntteeken op vddr- en keerzijde
tusschen twee punten, waarvdor eene
roos.
1613. Nederlandsche tienstuiverspenning . .
Eenige muntslag.
91 4 Z.
1614. Zeeuwsche roosschelling...............................
Yarieteit met ■ C OM IT ■ ZEE*
LAN ■ (roosje).
92 4 Z.
1615. Nederlandsche leeuwendaalder. . .
1615. Dubbele stuiver. Het muntteeken tus8
8 1 z.
schen twee kruisjes . ............................... 94 1 z.
1616. Nederlandsche leeuwendaalder. . . .
1616. Nederlandsche rijksdaalder met den hal-
8 8 1 z.
ven m a n ....................................................... 85 1 z.
Een roosje achter het muntteeken op
de voorzijde. De burgt op de keerzijde
tusschen twee kruisjes.
1618. Dubbele stuiver. De burgt tusschen
twee kruisjes........................ ..... 94 1 Z.
Afslag in het vierlcant.
1623. Halve nederlandsche gouden rijder . 79 2 G.
1626. Oort................................................................... 95 4 K.
1626. Duit...................................................................
Yarieteit met ZEELANDIA.
95 5 K.
1628. Halve nederlandsche leeuwendaalder. Het
jaartal tusschen twee roosjes . . . . 88 2 Z.
1635. Halve nederlandsche leeuwendaalder. . 88 2 Z.
1636. Oort................................................................... 95 4 K.
1636! Oort...................................................................
Afslag in zilver.
95 4 Z.
1637. Oort.................................................................. 95 4 K.
1638. Nederlandsche dukaat met de vier pijlen. 78 5 G.
1640. Tienschellingspenning of dubbele zeeuwsche
daalder............................ ...... 89 5 Z.
Vermoedelijk valsch stuk w t dien tijd.
1641. Halve nederlandsche gouden rijder .
Met muntteeken op voor- en keerzijde.
79 2 G.
1641. Duit. Het jaartal vodr het muntteeken. 95 6 K.
1642. Oort.................................................................. 95 4 K.
1643. Oort............................................................ ...... 95 4 K.
1648. Halve nederlandsche rijksdaalder met den
halven man ................................................. 85 2 Z.
1648. Duit. Het jaartal voor het muntteeken. 95 6 K.
1651. Nederlandsche rijksdaalder met den halven
man. . . . . ............................... 85 1 Z.
Varieteit met het muntteeken tusschen
twee punten. Het zwaard reikt niet tot
in den rand.
Dubbele zwaarte.
1653. Zeeuwsche roosschelling. Het jaartal
Penniugen en Munten. £Q