
P L A- A T X IV .
F ig . 6 9 . D e - W I T C E V L A R T E L a N -
T A A U N D R A G E R. .
(van 't i 1*6. Gezin.'}
De Kop van dsze ztmderlinge Cicade
cindigt in eene itorape punt , in ge-
daante als -derffnuit van zommige zoge-
naämde Elegants- Torren ,s (CorcuMo')
voor de grootc en iterk uitpuilende
netswyze Oogen iS een fdherpen doorn
geplaatfb, onder deze Oogen ftaan de
fprieten , .beftaande , even . gelyk die
van den grooten Lantaarndrager , uit
drie Leden, vari welke het eerfte eene'
Peervormige gedaante heeft-, het t-weede
gelykt naar een doörgefneden bol waar-
op een fyn hairtje, als zynde het derde
L id t, geplaatft is. Tuffchen deze fprieten
en Oogen ftaan een klein blinkend
knopje , veelligt een der zogenaamde
Oogjes ? Het Borftftuk is aan beide zy-
den bruin , het Agterlyf donkerbruin
en met witte ringen gefiert, dog van
onder is het zelve geheel bleek bruinag-
tig groen; aan ’t einde ziet men een
plat uitfteekzel ’t welk denLeg-angel in
zig bevat, (zynde deze Afbeelding
naar een Wyfje) en eene zaagvormige
gedaante heeft. De Dekfchilden en
Vleugels zyn wederzyds eveneens.ge-
kleurt engevläkt. De Pooten hebben
eene ligtbruine kleur, zynde de agter-
ile lang en met fcherpe Döornen bezet.
Z y woonen in Surinamen.
P L J N C I - I È X IV .
Fi g . (5p . L a C i g a l e P o p . t e - L a n x e r n e
A TACHES BLANCHES. r
!;flfde la i re. Famille.) -
LaTête de cettepnguliere Cigale fe termine
en une pointe obtufe dans la forme dumufeaü
de quelques [enrobées qu'on nomme Charençons
(Corculio). Au devant des grands yeux
à rêzeau efi une épine pointue, fous les
yeux-font placée'fies Antennes, confiftant,
de même que télés ^s grands Porte-lanternes,
en'trois articulations, dont la première
à. la forme d'une poire , la fécondé
'd'un globe tronqué , où ejl placé un petit
'■poil, comme étant la troifieme articulation.
Entre ces Antennes & les yeux, on voit un
petit boùton lijfe, vraijfrnblablement un des
petits yeux de.ee nom. ■ Le CoffÎjit eft
brun des deux côtés , l'Abdomen brun foncé
, orné d'anneaux blancs, quoique par
delfoùs il foit entièrement vert brunâtre ; à
fon extrémité on voit une exubérance platte
qui contient la Tarriere, ( cette repréfenta-
tion étant faite d’après me Fémdle') en fo rme
de fie . Les Etuis & l.es Ailes font
également colorés S? marqués de taches. Les
Pattes ont me couleur de brun clair , les
poférieures étant longues & garnies d’épines
pointues. Elles vivent à Surinam.