overgebleven , berustende in de collectie van wijlen Mr. Bakker,
gedeponeerd in de biblotheek der Groninger Universiteit.
Uit de rekeningen van den ontvanger der kloostergoederen
over het jaar 1614 blijkt, dat de boekdrukker Hans Sas 75
carolus-guldens ontving voor het drukken van 700 exemplaren
der proclamatie.
Naar heinde en ver werden boden afgezonden om die afkon-
diging aan te plakken, ten einde aan de oprichting der Academie
eene zoo groot mogelijke publiciteit te geven. Zoo zond men
den bode Gerrit Engelberts „nae diverse steden in Gelderlandt,
„Noordt ende Zuijdthollandt, als oock in Vrieslandt ende
„Overijsel omme aldaer affictie ofte aenplackinge te doen der
„placaten nopende die oprichtinge vande hoogheschoole binnen
„Groeningen.”
Een andere bode, Peter Sijbrandts, ontving 30 carolus-
guldens „weghen gedane kosten int reijsen nae die „Oostersche
steden” met hetzelfde doel, terwijl eindelijk nog 108 carolus-
guldens betaald werden aan den Ommelander bode Hans Berndts
„voer sijne reijse ende gedane expensen nae „Duytschlant
omme die gedruckte exemplaren weghen die „denunciatie
der oprichtinge vande hooge schoole in diverse „steden ende
plaetzen aen te slaen.”
De inhoud van het stuk was er dan 00k hoofdzakelijk op
berekend om de Groninger Hoogeschool voor vreemdelingen
aantrekkelijk te maken.
Zoo wordt er uitdrukkelijk in gesproken over de voorrech-
ten, die de Studenten hier genieten, — over de bijzondere
geschiktheid der stad, die „als van nature bestemd schijnt te zijn
tot een zetel der Muzen” , — over de gezonde en zuivere lucht,
en zelfs over de geschikte kamers, die men hier huren kan.
Ten slotte wordt dan nog medegedeeld, dat de auditoria en
andere gebouwen thans, met niet geringe onkosten, voltooid
zijn, dat zij bijzonder günstig gelegen zijn voor de Studie,
„ s e j unc t a ab h ominum et n e g o c i o r um s t r e p i t u ”, en in
de onmiddellijke nabijheid van een ruim kerkgebouw.
Kort na de verspreiding dezer stichtings-proclamatie, ging
men den 23en Augustus 1614 over tot de plechtige inwijding
der nieuwe Hoogeschool. Des ochtends had eerst een godsdienst-
oefening plaats in de Martinikerk, waarbij 00k de zes nieuw-
benoemde hoogleeraren tegenwoordig waren. Na afloop der
predikatie begaven zieh de Gedeputeerden der provincie, de acht
leden der stichtings-commissie en de zes hoogleeraren naar het
Academie-gebouw, waar in het grootste der drie college-lokalen
toepasselijke redevoeringen werden uitgesproken, eerst door den
stads-syndicus, Mr. Pancratius van Castricum en vervolgens
door den hoogleeraar Herman Ravensberger.
Des avonds werd door de Gedeputeerden der provincie een
feestmaal aangeboden aan de leden der stichtings-commissie en
aan de zes nieuwe professoren, waarmede het plechtige inwij-
dingsfeest befiindigd werd.
Eenvoudig als de openingsfeesten geweest waren, was 00k
de inrichting van het gebouw, dat voor de academische lessen
in gereedheid was gebracht. De afbeelding van dit gebouw
(afgebroken in 1846), de beide teekeningen van de oude academie-
poort, zoomede het aspect der academiegebouwen en hun om-
geving geven een denkbeeid van hun vroegere gesteldheid.